Antoine Lavoisier

Antoine Lavoisier werd in 1743 te Parijs geboren. Aanvankelijk zou hij advocaat worden. Hij studeerde rechten, maar voelde zich enorm aangetrokken tot de exacte wetenschappen. Op 22-jarige leeftijd kreeg hij een prijs van de Academie van Wetenschappen omdat hij het beste systeem had bedacht om de straten van Parijs van verlichting te voorzien. Hij ontwikkelde in zijn leven een dubbele activiteit: voor het geld werkte hij als belastingontvanger en in zijn vrije tijd wijdde hij zich aan wetenschappelijk onderzoek, met name op het gebied van scheikunde. Lavoisier deed belangrijke ontdekkingen over de samenstelling van de lucht, het water en andere stoffen. Bovendien schreef hij de ‘Elementaire verhandeling der scheikunde’, waarin hij de onjuistheid van vele theorieen uit de oudheid aantoonde. Hij vernieuwde de taal van de scheikunde door voor te stellen wetenschappelijke terrnen te gebruiken in plaats van ouderwetse en onjuiste woorden. Door dit belangrijke vernieuwingswerk en door zijn talloze ontdekkingen en waarnemingen, wordt Lavoisier wel de ‘vader van de moderne scheikunde’ genoemd.

In mei 1794 werd Antoine Laurence Lavoisier, een van de grootste geleerden uit die tijd, door een rechtbank ten tijde van de Franse Revolutie veroordeeld tot de guillotine. Lavoisier werd beschuldigd van een komplot tegen de toenmalige regering, de Nationale Conventie. Ook zou hij staatsgelden hebben verduisterd. Zowel de beschuldigingen als de bewijzen en de getuigen die tegen de grote geleerde werden aangevoerd, waren vats. De haatjegens hem kwam voort uit jaloezie vanwege de bevoorrechte positie die hij aan het hof van Lodewijk XVI had gehad. Enkele vrienden getuigden in zijn voordeel en vermeldden zijn verdiensten als geleerde en de voordelen, die Frankrijk van zijn wetenschappelijk werk had verkregen. Maar in die periode van terreur was elke vorm van verdediging bijna onmogelijk. De president van de rechtbank verklaarde: ‘De Republiek heeft geen behoefte aan geleerden’, en Lavoisier werd veroordeeld.