Kroketten

Kroketten maken van restjes gaar vlees: u behoeft niet speciaal vlees te bereiden, èn u kunt onhandige restjes tot iets heerlijks verwerken.

Voor 8 kroketten hebt u 180 g vulsel nodig. Maak een eenvoudige bouillon, zeef deze en meet 2 dl af. Smelt in een steelpan 35 g boter. Roer er 35 g bloem door en laat goed doorwarmen. Voeg. al roerend de bouillon toe en blijf roeren tot een gladde saus is ontstaan. Laat tot slot de saus nog twee minuten zachtjes doorkoken. Desgewenst kunt u, van het vuur, 2 blaadjes geweekte en uitgeknepen gelatine door de saus roeren. Roer daarna 1 theel. citroensap, 2 eetl. room, ~ eetl. gehakte peterselie, peper en een losgeklopte eierdooier door de saus. Zonodig op smaak brengen met wat zout. Meng nu het vlees door de saus. Doe de massa vervolgens op een omgespoeld diep bord en laat deze door en door koud worden.

Klop een ei los in een diep bord met 1 eetl. melk. Doe in een ander diep bord paneermeel. Snijd na een poos met een mes de vlees-sausmassa in 8 gelijke delen. Geef elk deel een min of meer langwerpige krokettenvorm en haal ze door het paneermeel. Maak er daarna op een plank, met behulp van uw handen, echte kroketten van. Haal de rolletjes dan één voor één door het eimengsel. Zorg er wel voor dat alle kanten goed in aanraking komen met dit eimengsel. Haal de rolletjes vervolgens weer door de paneermeel; rol ze net zo lang tot het paneermeel goed vastgeplakt is.

Verhit frituurvet tot zo’n 200 .C. Bak de kroketten daar snel in, totdat een mooi bruin korstje is ontstaan. Laat ze ten slotte uitdruipen op keukenpapier.