Metselen

Iedere vorm van metselwerk heeft een vorstvrije fundering nodig. gemetselde steen dient te rusten op, en met de omringende stenen verbonden te zijn met een laagje specie van 10 cm. laag stenen moet waterpas liggen; muren en muurhoeken dienen loodrecht te staan verbindingen tussen twee stenen, de zgn. stootvoegen, moeten per laag verspringen; elk ervan hoort te steunen op de onderliggende steen.
Maak op schaal een tekening van de vertikale opbouw van het metselprojekt en van de plattegrond. Kies een metselverband (het patroon waarin de stenen gestapeld worden) en bereken hoeveel stenen er nodig zijn. Bestel 20 tot 30 procent meer. De standaardafmetingen van baksteen verschillen per formaat; een berekening is dus pas mogelijk indien het gekozen type bekend is.
Door het verspringen van de stootvoegen is het nodig ook halve of kwartstenen te gebruiken. Baksteen kan worden gezaagd met een speciaal blad of worden ingekeept met een steenhouwersbeitel en vervolgens met de hamer worden afgeslagen.

Leg op de fundering, maar nog zonder specie, de eerste laag stenen, met onderlinge tussenruimten van 10 mmo Teken de positie van iedere steen af met een potlood en haal de stenen weer weg. Spuit de fundering en zo’n 25-tal stenen goed nat. Heeft het bouwwerk een hoek, begin dan op die hoek met het metselen van de stenen.
Spreid ter lengte van 3 stenen een 2 cm dikke laag specie ter breedte van een steen uit. Druk de eerste steen zorgvuldig 10 mm diep in de specielaag. Smeer een volgende steen in met specie en plaats hem naast de eerste. Schraap overtollige specie weg met een troffel en gebruik het overschot om een derde steen in te smeren. Controleer na 3 stenen of er waterpas is gewerkt en klop de stenen zo nodig iets verder in de specie met het handvat van de troffel. Leg vervolgens drie stenen van de naastliggende muur, loodrecht op die van de reeds geplaatste.
Gaat het om een tweesteensmuur leg dan nu de eerste drie stenen van de achterste laag. Smeer, behalve de zijkant, nu ook de voorzijde in met specie en leg de stenen evenwijdig met die van de eerste laag. Plaats bij een halfsteensverband om de 30 cm muurankers na iedere derde rij stenen.

Leg vervolgens de tweede laag stenen, maar zo dat ze een halve steen korter is dan de eerste. Ga zo laag voor laag verder tot er een piramide is ontstaan met één steen aan de top. Gebruik een lat met laagverdeling om de positie van iedere hoeksteen te bepalen. Span vanaf die lat een touwtje waterpas naar het andere eind van de muur en gebruik het als richtlijn. Bouw een tweede piramide vanaf het andere eind van de muur. Werk steeds van de muurbeëindiging naar het midden toe, afwisselend stenen leggend aan de ene en aan de andere kant en steeds controlerend met het waterpas. Zorg ervoor dat de muren loodrecht worden opgetrokken. De laatste (sluit)steen moet aan beide zijden worden ingesmeerd met specie. Vul op dezelfde wijze bij een tweesteensmuur de achterste rij in.

Voeg de specieiagen tussen de stenen zolang de specie nog zacht genoeg is.