Naainaalden

Naalden voor het naaien met de hand worden in vele soorten en voor vele werkzaamheden gemaakt. Ze variëren in de vorm van het oog (lang of rond), de lengte (in verhouding tot het oog) en de punt (scherp, stomp, afgerond of wigvormig). Elke soort wordt in een reeks nummers gebracht; hoe hoger het nummer, hoe fijner de naald.
De voornaamste naalden zijn:

Naainaalden (3-9) voor het normale naaiwerk met de hand. Ze hebben een scherpe punt, een gemiddelde lengte en een rond oog. Geschikt voor de meeste stoffen.

Kleermakersnaalden (3-9); met deze korte naalden kunt u fijne steken in zware stoffen maken. Ook geschikt voor watteren.

Modistenaalden zijn langer dan naainaalden en daardoor geschikt voor het rijgen en doorslaan van zware stoffen.

Balpuntnaalden hebben een afgeronde punt waarmee tussen de draden van tricotstoffen kan worden doorgestoken zodat de stof niet wordt beschadigd.

Zelfinrijgende naalden lijken op gewone naainaalden, maar de draad wordt hier door een gleuf gehaald.

Katoenstopnaalden (1-5) voor het stoppen met fijne, meerdradige stopkatoen of dunne wol.

Dubbellange stopnaalden voor het bespánnen van grotere gaten.

Maasnaalden (7-15) zijn langer en dikker en daardoor geschikt voor het stoppen en mazen met wol.

Leernaalden (3-7) zijn korte naalden met een rond oog en een wigvormige punt die door leer, vinyl of plastic gaan zonder het materiaal te beschadigen.

Zeilmakersnaalden lijken op leernaalden, maar het wigvormige deel loopt door over een deel van de steel. Geschikt voor canvas, zeildoek en dik leer.

Stoffeerdersnaalden voor het repareren of vernieuwen van meubelstoffering. Er zijn gebogen en rechte modellen; de rechte naalden (paknaalden) hebben aan twee kanten een punt en dienen voor het vastzetten van sierknopen in kussens.