Planten en verzorgen van Lelies

De meeste lelies houden van een zonnige, beschutte standplaats en een goed afwaterende bodem. Ze vragen een niet te lichte, maar zeker ook geen zware bodemgrond; van verse stalmest gaan de wortels rotten.

Let erop dat de bollen die u koopt, dikke, stevige schubben hebben en dat de wortels niet te dicht bij de bol zijn afgesneden. Het planten kan op elk moment tussen de nazomer en de lente gebeuren. Als vuistregel voor de plantdiepte kunt u bij de meeste soorten twee en een half maal de bolhoogte aanhouden. Spreid de wortels uit op een flinke laag draineermateriaal, zoals grof zand.

Lelies zijn uitstekende snijbloemen, die u voor dit doel met hooguit de helft van de stengel af moet knippen. Zet ze eerst 12 uur tot de hals in koud water, alvorens ze in de vaas te zetten, want dan houden ze langer. Verwijder de bladeren die in de vaas in het water komen. Van in de tuin bloeiende lelies moet u de verwelkte bloemen verwijderen, omdat de zaadvorming ten koste van de plant gaat.

Vermeerdering
Het eenvoudigste is het voor de vermeerdering dikke schubben van de bol te gebruiken. Afhankelijk van de soort heeft u na 2-5 jaar weer nieuwe bloeiende planten.
Er zijn ook soorten die zeer snel nieuwe bollen vormen en om de 3-4 jaar kunnen worden gedeeld. Hiertoe rooit u ze aan het eind van de zomer, nadat de stengels zijn verdroogd, op. Na het delen kunnen ze direct weer worden geplant.
Uit de stengelbolletjes die sommige soorten in de bladoksels vormen, kunnen ook planten worden opgekweekt, evenals uit de bij bolletjes die soms op de bol verschijnen. Neem de bolletjes in de nazomer weg en plant ze in een bakje met zaaigrond. De volgende herfst kunt u ze dan in de tuin zetten.
Ten slotte kunt u lelies ook opkweken uit zaad, al komen de meeste hybriden dan niet zuiver terug.