Reisverslag Marokko

In Spanje krijg je paella en kun je op ezeltjes rijden. In Marokko staat couscous op tafel en voor de deur een kameel. Erg veel verschil tussen de stranden van beide landen bestaat er niet. Wel tussen hun steden. Maar vooral een tocht door de Sahara is een belevenis die Marokko tot een heel ander land stempelt dan ons Europese vasteland.

 

altijd warm?

Zoals in ieder goed toeristenland is het ook in Marokko het hele jaar door heerlijk weer. Dat zeggen de Marokkanen tenminste. Met gegevens als de gemiddelde jaartemperatuur begin je niet veel. Zelfs als je weet dat die, berekend over het hele land, 16 graden is, met maxima van 20 graden bij Quarzazate en minima in de bergen bij Fes van 15 graden en in Ifrane van 10 graden, zegt dat nog niets over de temperatuur tijdens die twee weken dat jij er aanwezig bent. Aan de noordkust heerst het Middellandse-Zeeklimaat met relatief zachte winters en zeer warme droge zomers. Ten zuiden van Casablanca zorgt de Atlantische Oceaan voor een beetje verkoeling als de temperatuur aan het strand te hoog dreigt op te lopen. Wel loop je ook kans op mistbanken, die veroorzaakt worden door de koude Canarische zeestroming. Rond Marrakech en in het Atlasen Rifgebergte kan de temperatuur oplopen tot zo’n bijna ondraaglijke 50 graden. Om die hitte te compenseren zijn de nachten er bepaald fris. In november en maart valt de meeste regen. De rest van het jaar blijft praktisch droog. Voorbeeld: in het zuiden van het land regent het zeJts mmder dan 20 dagen per jaar.

goedkope benzine

Als je met je eigen auto naar Marokko gaat of er daar een huurt, hoef je niet zoals de Marokkanen de volle prijs voor de benzine te betalen. Toeristen die langer dan drie dagen in Marokko blijven, kunnen dankzij speciale benzinecoupons een korting van 30 procent krijgen. Die coupons kun je kopen aan de grens, bij de Banque Marocaine du Commerce Exterieur in Casablanca, Rabat, Tanger en Tetouan. Ook bij de Crédit du Maroc in Fez, Marrakech, Meknes en Oudja. Paspoort, kenteken en verzekeringspolis meebrengen. Je kunt die goedkope benzine voor hooguit 30 dagen krijgen. Voor iedere dag krijg je een toewijzing voor zo’n 13 liter. Bonnen die je overhoudt, kunje weer bij de bank terugwisselen. Je moet ze wél met buitenlandse valuta betalen.

welbespraakt

Kameelverhuurders, schoenpoetsers en souvenirverkopers leggen een welbespraaktheid in alle mogelijke talen aan de dag die hun volharding je hun waren op te dringen bijna overtreft. Als je het Frans een beetje machtig bent komje langs de kust een heel eind. Ook Duits klinkt de kust-Marokkanen al bekend in de oren. Maar als je de binnenlanden intrekt moetje in de kleine dorpjes zoeken naar iemand die het Frans machtig is. Vooral oudere mensen kunnen vaak hun zegje alleen maar in het Arabisch doen. Dat mag voor ons interessant klinken maar helpen doet het niet. Blijf maar gewoon staan waar je bent. Na enige tijd daagt er wel iemand op die als tolk kan fungeren.

passant in tanger

Tanger is geen stad omje hele vakantie in door te brengen. Hercules en Neptunus mogen er dan ooit eens in het verleden hun wateren krachttoeren verricht hebben, tegenwoordig is het een gewone, moderne Noord-Afrikaanse stad waar je in twee hooguit drie dagen wel op uitgekeken bent. Je stadswandeling begint natuurlijk bij de ‘socco Chico’ bij de haven. Daarna loop je door een met winkels volgepropte straat naar de Grote Moskee. De oude marktplaats de ‘Tin gis’ bereik je via de Bab El Fahs en de Socco Grande. Op de Tingis schreeuwt en biedt iedereen door elkaar heen. Je vindt er een enorme uitstalling van potten, hoeden, lederwaren en alles waarvan de Marokkanen menen dat je maar mee naar huis zou kunnen nemen.

Laat je niet verleiden een handgemaakte pouf te kopen. Half Nederland staat langzamerhand vol met die dingen waarop geen mens meer gaat zitten zodra ze in de huiskamer staan.

In de tuinen van de Mendoubia kun je onder acht eeuwenoude bomen weer tot rust komen. De antieke kanonnen die er staan opgesteld zullen je rust niet verstoren. Die hebben hun laatste knal meer dan een eeuw geleden laten horen.

Een bezoek aan de Kasbah mag natuurlijk niet ontbreken. Hoewel je voor de mooiste kasbah het beste naar Marrakech kunt gaan. In het oude koninklijke paleis is een museum voor Marokkaanse kunst ondergebracht. Het strand is goed, maar je kunt beter niet in je zwempak over de boulevard gaan lopen. Vooral meisjes niet. Tenzij die de niet aflatende aandacht van de jongemannen uit Tanger op prijs stellen.

Jongens worden er wel door de politie op gewezen dat hun schandelijk nudisme in zwembroek geen pas geeft. Op de berg bij Tanger heb je een mooi uitzicht over de stad en z’n omgeving. Bovendien kun je zien hoe de rijken wonen. Die hebben hier zo’n sjieke woonwijk dat ieder huis wel een moors paleis lijkt.

eten en drinken

Voor een glas bier hoef je nooit binnen te gaan in een gelegenheid waarop ‘café’ of ‘bar’ staat. Er wordt uitsluitend thee en frisdrank geschonken. Voor alcohol zulje naar een restaurant, dancing of hotelbar moeten. Het Marokkaanse Verkeersbureau geeft voor Tanger acht Marokkaanse restaurants op waarvan ze zeggen dat ze geschikt zijn voor toeristen.

Niet dat de andere Marokkaanse restaurants dat niet zouden zijn, maar in de hieronder genoemde is het personeel min of meer ingesteld op buitenlandse bezoekers zodat je geen fles olijfolie op tafel krijgt nadat je wel drie keer om een fles wijn hebt gevraagd.

El Mabrouk: Rue Murillo

Damascus: 2, Avenue Prince Moulay

Elias (Marokkaanse snacks): 51, Rue de Hollande Hammadi: Rue d’Italie

Ibn Batouta: Rue des Siaghines

Opera: Rue Murillo (in de Kasbah)

Marhaba: in de Kasbah

Dertoit: in de Kasbah

De Fransen die lang de scepter over Marokko hebben gezwaaid lieten na hun vertrek niet hun geld maar wel hun keuken achter. In heel Marokko is de keuken ook zwaar-Frans georiënteerd. In Tanger alleen al zijn zeker tien Franse restaurants. Als je het griesmeel en schapevlees wilt afwisselen met de Franse keuken kun je bij de volgende tien r~taurants terecht.

Alhambra: Rue Dr. Fumey

Le Provençal: Rue Fernando de Portugal

California: Rue A. Fesser

Guitta’s: Rue San Francisco

Claridge: Boulevard Pasteur

Grenouille: Rue Rembrandt

GrilIon: Avenue Mohammed V

Mirador: Hd. Pasteur (boven Air France)

Paname: Hd. Pasteur

Zagora: Hd. Pasteur.

Verder kun je nog gaan eten bij zes Spanjaarden, vier Italianen, twee Scandinavische en twee Vietnamese restaurants.

naar hercules

Voor een dagje rondkijken in de omgeving van Tanger kun je bijvoorbeeld naar Kaap Spartel en de grotten van Hercules gaan. Over een goed begaanbare weg rijd je naar Kaap Spartel, in de oudheid bekend onder de naam Amepleusium. Je hebt er een zeer wijds uitzicht over de wateren van de straat van Gibraltar. Na de Kaap voert de weg langs een zandstrand (mocht je soms even zin hebben?) en komt rechtstreeks uit bij de grotten van Hercules waar een gids je onder zijn hoede neemt. De rondleiding door de grot zal je leren dat hij in prehistorische tijden al bewoond werd. In de buurt liggen de ruïnes van het stadje Cotta waar zowel Phoeniciërs, Carthagers als Romeinen hun levenstekenen achterlieten. Op de terugweg zie je nog een serie Romeinse boerderijen uit de tweede en derde eeuw voor Christus. Niet dat dat iets bijzonders is. Marokko staat vol met Romeinse vestingen, huizen, arena’s, tempels enz.

Marrakech

Een massa alternatievelingen, die zich eerst kort laten knippen, omdat de Marokkaanse douane nogal kopschuw reageert op langharigen, doet tegenwoordig Marrakech aan. Het is ook een bijzondere stad. Je kunt erover twisten of Fes wel of niet mooier en fascinerender is, maar Marrakech houdt voorlopig toch de reputatie van de mafste, raarste, indringendste en vreemdste stad van Afrika en misschien wel van de hele wereld. Alles is hier te koop: hash, grass, kif, maar ook vrouwen, jongetjes, schoonmoeders en een overvloed aan kraaltjes en kettingen. Plus nog alles wat de Heer verboden heeft en zelfs een paar dingen die wél officieel verhandeld mogen worden.

Marrakech moetje niet alleen zien maar ook ruiken. Niet kinderachtig gaan doen als je toevallig uitglijdt over een los schape-oog. Er zijn Europeanen die de stad een hippie-centrum noemen. Dat zal wel waar zijn. Marrakech is het centrum van zoveel zaken dat het de inwoners weinig uitmaakt of ze er wel of niet een hippie-centrum bijkrijgen.

Jakhalstemmers, pensverkopers, wolwassers, leerlooiers, kapitalisten, toeristen en bedelaars loeren naar elkaar op de Djemaa El Fna, wat zo’n beetje het Damplein van Afrika is, maar dan in het absurde en krankzinnige. Je kunt er ook blijven liggen als je al door alle goten van alle wereldsteden hebt gedweild. Voorzichtig zijn met de mos kees; dat zijn heilige gebouwen en alleen buffelachtige toeristen met instamatic-camera ‘s voelen dat niet aan en verdommen hun schoenen bij de ingang uit te trekken.

De wijn is prima en zeer goedkoop. Rode wijn wordt koud geschonken, behalve in een paar semi-Franse restaurants die zó snobistisch geworden zijn dat ze hun eigen goede en koele wijnen tot kamertemperatuur verlauwen en nog laten voorproeven ook. In de bars van de grote toeristenhotels kun je sterke drank krijgen. Je weet inmiddels dat het woord Bar en Café alleen betekent dat er frisdranken geschonken worden en geen zinsbenevelende gistsappen die de profeet verboden heeft. Verder mag en kan alles in Marrakech.

buiten de stad

Naar Chichaoua en Imi N’Tanout: In Chichaoua kom je in hét grote Marokkaanse magazijn voor handgemaakte tapijten terecht. Heel mooi natuurlijk als je maar niet denkt dat er nog koopjes zijn te halen. Nee, ook niet bij dat achteraf winkeltje dat je na veel ronddwalen gevonden hebt. ‘t Blijft natuurlijk wel goedkoper dan zo’n tapijtje in Nederland kopen. Daar zijn ze toch wel een paar keer zo duur als in Marokko.

Imi N’Tanout is een schilderachtig bergstadje dat zich in de berghellingen heeft ingegraven. Het leukste is er op een maandag naartoe te gaan. Dan wordt de wekelijkse markt gehouden.

woestijnavontuur

Met de boot stak ik over naar Ceuta, een Spaanse stad in het noorden van Marokko. Tot daar ging alles nog vlekkeloos. Bij de douanepost was het traag aanschuiven achter een lange rij. De eerste handelaar komt aanzetten. Hij heeft een kartonnen doos onder z’n arm en kamt auto na auto af. Het is een groothandelaar in zoetigheid. Vijf repen melkchocolade voor zoveel, twintig pakjes kauwgom voor zoveel. Ik vraag hem om een pakje kauwgom. ‘Dat kan niet, het minste is 20 pakjes.’ ‘Dan maar geen kauwgom’. ‘Maar ik verzeker u monsieur het is een vriendenprijsje. ‘Nee, ik wil geen twintig pakjes!’ Hij weer: ‘Maar het is echt niet duur, enz. enz.’, tien minuten aan een stuk. ‘Bovendien’, zegt hij opeens, ‘Weet u wel dat Ajax afgelopen zondag verloren heeft? Als troost kunt u die 20 pakjes kopen.’ De rij wachtend en schuift bitter langzaam voorwaarts. Ik zet mijn horloge maar even gelijk want het is hier twee uur later dan in Spanje. ‘Hoeveel was het ook alweer voor die twintig pakjes?’, vraag ik tenslotte bij gebrek aan betere afleiding.

Een uur later wandel ik door Tetouan, het begint te schemeren. Er loopt veel volk op straat. Twee kleine kinderen, broodmager, de armen over elkaars schouders geslagen volgen me hardnekkig op een meter afstand. De mannen op straat dragen een soort kloosterpijen en puntmutsen. De vrouwen zijn gesluierd. Je ziet alleen hun felle ogen achter hun sluier opblikken.

Bij een vitrine met inheemse stoffen blijf ik even staan: goud bestikt gazen weefsel, fluoricerend roze en groen brocaat. Kleuren uit duizend en een nacht. Een jongen komt naast me lopen en begint met de klassieke introductie: ‘Vous êtes Français?’ Voordat ik hem iets ga uitleggen, doet een ingeving me plotseling omkijken. Ik zie nog net hoe een kleine bruine hand zich, leeg gelukkig, terugtrekt uit mijn schoudertas. En weg zijn de twee, meegespoeld door sluiers en puntmutsen.

koel en winderig

De volgende middag kom ik in Essaouira aan de Atlantische Oceaan aan. Het is er koel en winderig. Dankzij die koelte vind ik het de beste stad van het deel van Marokko dat geen woestijn is. Ik zit onder de schaduw van een palmboom. Er is geen mens te zien. In de verte liggen het Portugese fort en de stadswallen. Voor me liggen de zee, een duin en wat struiken.

Opeens staat een jongen van nog geen twintig, in haveloze kleren en lidtekens op beide wangen voor m’n neus. ‘Monsieur, ik kom helemaal te voet van Agadir. Dat is wel honderd kilometer lopen. Ik heb niets gegeten. Heeft u wat te eten voor me

Nadat hij een stuk brood en twee tomaten heeft verorberd, haalt hij een groot koperen geldstuk uit zijn flapperende broek. Hij rolt het over de knokkels van zijn vuist, weeft het tussen zijn vingers, slaat de munt in zijn rechterhand, strekt de rechterarm ver voor zich uit en haalt dan opeens met zijn linkerhand het muntstuk uit mijn neus. Gelach, verwondering en verbazing. Als hij eindelijk wegloopt en ik een sigaret wil opsteken, mis ik mijn aansteker. Te laat, hij is al door het zand verzwolgen.

drie cols

Kronkelend voert de in rood aangegeven weg op de kaart langs de grillige flanken van de TizinTichka, tot een hoogte van 2,5 kilometer. Hoe hoger ik kom des te dieper worden de ravijnen naast de kant van de weg. Ook de vangrail beperkt zich meestal tot een stapeltje van drie witgekalkte stenen. Af en toe mist een stapeltje in de rij. Ik houd me maar voor dat het toeval is. Een paar kilometer verderop staat een autootje met zijn achterste omhoog tegen de bergwand. De auto lijkt wel een dichtgevouwen accordeon. Ik rijd langs de rotswanden die als een vruchtencake eigenaardige roze en groene lagen vertonen. Soms steigert de berg en lopen de ertslagen bijna verticaal zodat je er met de hand bij kunt. Volgens de boekjes zou in sommige van die lagen amethist horen te zitten. Dat bleke halfedelgesteente waar ze in Nederland peperdure asbakken van slijpen en die in étalages met zwart velours neerzetten. En daar staat de rij verkopertjes al langs de kant van de weg. De eerste die ik zie levert een mooi effect op. Het ventje staat in de verte en houdt in zijn opgeheven hand een brok kristallen die hij, door ze heen en weer te bewegen, hevig laat flonkeren in de zon. Ze geven harde flitsen licht. Als hij ziet dat ik toch niet zal stoppen, springt hij midden op de weg. Ik zwenk behendig om hem heen en rijd door. Het ventje schreeuwt me een stroom onverstaanbare verwensingen achterna. Voordat ik heb

kunnen nagaan of er een vloek bij zit die ik ken, springt de ‘ volgende al op het wegdek. De kleuren van zijn kristallen zijn zo onnatuurlijk groen en purper dat ze nooit uit een rotswand kunnen komen. Zouden ze de stenen met ecoline oververven?

Bij tientallen staan ze langs de weg. Hun geïmproviseerde toonbanken zakken bijna door onder de glinsterende schilfers. Ik begrijp niet waarom er zoveel staan over zo’n korte afstand. Ten eerste zijn de toeristen hier niet dik gezaaid en ten tweede, zelfs al stopt die enkeling dan zal hij toch aan slechts één venter zijn klandizie gunnen.

richting zand

Ik ben vanaf Querzazate 200 kilometer in de richting van de woestijn gereden. De weg wordt smaller en smaller, het asfalt vertoont steeds meer hobbels en scheuren. In het begin denk ik om de haverklap dat ik een lekke band heb. De wielen zijn niet in balans en linksvoor ontbreekt ieder profiel op de band. De weg ligt vol puntige stenen, vaak groter dan een straatklinker. Ik toeter een dikke, blauwe hagedis van de weg af. Hij klimt op een rots aan de kant en blijft daar zitten. flij heeft ook blauwe schubben op zijn staart en achterpoten zie ik in het voorbijgaan. Om elf uur ‘s ochtens spiegelt een trillende laag op de weg: grote plassen water. Zodra ik dichterbij kom verdwijnen ze. Ik zie geen korrel zand in de omtrek. Alleen een soort maanlandschap dat eruit ziet of het onder een grill zwarten kapotgeroosterd is. De bochtige weg kronkelt tussen bergen die als gigantische picnicktafels aan de horizon staan. Opeens doemen de kasbah’s op. Ze zien eruit als een kubistisch schilderij: trapeziumvormige torens met kunstig daarin verwerkte tochtgaten, muren van een halve meter dik om de warmte buiten te houden, smalle steegjes, ladders en een ooievaar die op een hoek van de platte daken zit te broeden. Een wonderlijke architectuur die de dorpen er allemaal even uniform roodbruin doet uitzien.

De venstergaten zijn witgekalkt, de regenpijpen zijn oker geverfd. De bouwkundige verhoudingen zijn ideaal: alles is met de hand afgerond zodat er nergens scherpe hoeken zijn. Als je dieper de Sahara ingaat veranderen die roodbruine losse blokkendozen geleidelijk in ommuurde dorpen, de ksars.

Er is één uitgang naar de grote weg: een poort tussen twee torens waarvan de bovenzijden zijn versierd met eenvoudige geometrische voorstellingen: een dambord, V-vormen.

houten generaal

In Agdz stap ik uit om een kop koffie te drinken. Er is niets anders te krijgen dan oploskoffie, met of zonder geitemelk. Naast het terras staat een kraam met naïef houten beeldhouwwerk. Dé Je kunt het strand van Agadir een dag inruilen voor het internationale hippiedom in Marrakech. Er loopt een grote, naar Marokkaanse begrippen, zeer luxe snelweg van Agadir naar Marrakech. Je kunt of de excursiebus van de touroperator nemen of zelf met een lokale bus gaan. Die laatste mogelijkheid is wel de leukste. Niet mopperen als je aan alle kanten klem komt te zitten, dat is onderdeel van een busrit in Marokko.

Om het diepe zuiden te bezoeken moet je de weg van Agadir naar Inezgane over de rivier de Souss nemen.

Je rijdt verder over de Tiznitweg die je door het Admitbos voert. In Tiznit kun je even stoppen om te kijken of er bij de bewerkte edelstenen die de Berbers te koop aanbieden iets voor je bij zit. Je kunt er ook met zilver en juwelen ingelegde wapens kopen. De echte antieke zijn helaas onbetaalbaar. Injuli wordt in Goumiline jaarlijkse kameelmarkt gehouden, maar je kunt er ook iedere week de guerdradansen en het vertrek van de karavanen die de Sahara intrekken meemaken. Iedere zaterdag kun je ook een, wat bescheidener, kameelmarkt in Goumiline bezoeken. Niet te vergelijken met de jaarlijkse waarbij het hele dorp volgeparkeerd staat met kamelen maar je komt tenminste niet voor niets. Als je via Aglou aan de Atlantische oceaan teruggaat naar Agadir kun je onderweg de kameelgeuren van je afspoelen aan het strand van Aglou.