Reisverslag Oostenrijk

skien Oostenrijk ‘s Zomers lijkt Oostenrijk wel uitsluitend bezocht door vijftigers die zich in luxe touringcars met toilet en luchtvering door Tirol laten rijden. Overdag een bergweide met een paar klingelende koeien, ‘s avonds een gezellig familiepension met Wienerschnitzel, witte wijn en Weense walsen. Wenen, Salzburg en de altijd zo prachtige bergen die tot menige mislukte foto verleiden, zijn favoriet


‘s Winters wordt Oostenrijk bezocht door een menigte jonge enthousiaste skiërs die amper oog voor het landschap maar des te meer voor de pistes hebben. De Wienerschnitzels kosten tussen Kerst en Ouden Nieuwjaar het dubbele maar iedereen aanvaardt dat blijmoedig. Wenen en Salzburg liggen er uitgestorven bij. De koeien herkauwen in de stal hun winterkost en om vijf uur ‘s middags wordt in de Stubes een stevig après-skiglas gedronken. Thee met Strohrum en Glühwein zijn favoriet.
Ergens tussen die uitersten in ligt Oostenrijk, een land dat we zo vaak en langdurig het etiket: Weense wals, Prater, Operette en Gemütlichkeit opgeplakt hebben dat het nauwelijks kans krijgt zich ‘s zomers van een andere zijde te laten zien. Laten we eens kijken of je Oostenrijk ook zonder bloemetjesjurk, touringcar en Tiroolse vergezichten kunt bezoeken.

op de zoutvlaktes

OostenrijkOp zo’n tachtig kilometer van Wenen ligt, aan de grens met Hongarije, Burgenland. In het noordelijk gedeelte van de streek, ingeklemd tussen bergkammen en poesta ‘s, het Neusiedler meer. Een meer zoals alleen in de steppen kan ontstaan: nergens meer dan twee meter diep, zeer lang en erg breed. Het water sm?akt een beetje ziltig door de mineralen die erin zijn opgelost. Rond het meer ligt Oostenrijks grootste natuuren vogelreservaat. Aan de oevers wonen zo’n 279 verschillende vogelsoorten. De bekendste is de trapgans, de zwaarste vliegende vogel ter wereld. Ten oosten van het meer, de richting van Hongarije uit, liggen ziltige steppen die over de grens geleidelijk overgaan in de Hongaarse poesta’s.

hop paardje

Dorpen als Neusiedl am See, Illmitz, Breitenbrun en Rust (passende naam) zijn helemaal ingesteld op vakantiegangers met een voorliefde voor paardrijden, vogelsoorten en uiteenlopende landschappen. Er zijn veel kleine hotelletjes en pensions maar je kunt ook bungalows huren die vaak op rustige en zeer rustieke plaatsen zijn neergezet. Vanuit Apleton en IIlmitz kun je ruitertochten over de zoutvlaktes maken. Wel uitkijken waar je rijdt want lang niet alle delen van het reservaat zijn vrij toegankelijk. Soms kun je met een gids die een kleine groep mensen meeneemt tot diep het reservaat in. Hier en daar liggen ook wandelwegen door het gebied. Op een aantal punten langs de rand van het meer kun je prima zwemmen en zeilen. De hele streek is rust, vriendelijkheid en natuurschoon. Je kunt de zoutvlaktes inwisselen voor een wandeling in de bergen. Als de rust je even te machtig wordt kun je de auto pakken en naar Wenen rijden. Daar daveren genoeg Weense walsen, en bloeien de bomen op het Prater altijd uit bundig genoeg om de rust aan het Neusiedler meer de volgende dag weer op prijs te stellen.

niet pasklaar

Je kunt geen pasklare vakanties naar Neusiedl en omgeving bestellen, maar het vraagt weinig inspanning om het zelf te regelen. Bij het Oostenrijks Verkeersbureau in Amsterdam kunje een brochure krijgen waarin alle hotels, pensions en te huren bungalows in de streek staan vermeld. Je kunt je reservering via Blaguss Reisen in Wenen (een zeer bekend Oostenrijks reisbureau) in orde laten maken of zelf het hotel van je keuze bellen om te horen of er plaats is. Omdat Hongarije zo dicht in de buurt ligt hebben de Neusiedlers de kunst van het goulash bereiden ook aardig onder de knie.

ringen om in het klooster
OostenrijkAls je van plan bent in Oostenrijk te gaan trouwen ben je van harte welkom. Ook als je je huwelijksreis er wilt doorbrengen. Het hele jaar door kun je gebruikmaken van z.g. huwelijksarrangementen. De hotels geven je reductie. Je krijgt bloemen op je tafel, champagne op je nachtkastje en als je je wittebroodsweken op een Oostenrijkse boerderij wilt doorbrengen kan daar ook voor gezorgd worden. Katholieke Nederlanders hebben in Oostenrijk een streepje voor. Zij kunnen hun huwelijk laten inzegenen in het 1200 jaar oude Benediktijnenklooster Kresmünster in Öberöstenreich.
Als je in het plaatsje Heiligenblut op wintersport gaat om je onder leiding van een instructeur aan je eerste valpartij te wagen kun je ‘s avonds op een videorecorder zien hoe je het eraf hebt gebracht. Achterin de rij gaan staan en een beetje smokkelen met de oefeningen is er niet meer bij. De instructeur kan ‘s avonds  haarfijn zien wie tijdens de skiles de lijn heeft getrokken. Heiligenblut, dat in het gebied van de Grossglockner geen onbekende wintersportplaats is, heeft er twee skiliften bijgekregen en kan nu 7500 skiërs per uur omhoog brengen. Geen onaanzienlijke capaciteit als je bedenkt dat het totale aantal hotelbedden in het dorp niet meer dan 1300 bedraagt. Het absoluut sneeuwzekere gebied ligt op een boomloze hoogte van 2600 meter. Je kunt afdalen tot 1300 meter waar de beginners onder het wakend video-oog hun eerste pasjes maken.
op naar de folklore

Zowel Duitsers, Zwitsers als Oostenrijkers zijn gek op folkloristische evenementen, die vooral mensen uit de randstad even onbegrijpelijk voorkomen als voor je lol op zaterdagmiddag in een Volendammercostuum door de Kalverstraat lopen. Maar het is altijd leuk om te zien hoe platteland bewoners uit andere landen zich de koppen in het zweet werken om een ingevet varken te grijpen, een boomstam honderd keer om te rollen of met Lederhosen en harige blote knieën jodelend over een bergweide dansen. Altijd vermaak en amusement bij zo’n folkloristisch festijn. Er wordt een goede slok gedronken en de blaaskapel weet van geen ophouden. Ik zou maar zorgen dat ik de wals onder de knie kreeg, want iets anders dan driekwartsmaten spelen ze nooit.

Zeker voorschrift.

Laat je in het openbaar niet geringschattend over die oude dorpsgebruiken uit. In Zwitserland heb ik eens de benen moeten nemen voor een stevig gebouwde boer. die ontstellend boos werd toen ik aan het nut van het optillen van wijnvaten met inhoud twijfelde. De Oostenrijkers zullen ook wel zo zijn. Met een ernstig gezicht dus naar Lungau, waar ze ieder jaar eind augustus het onvergetelijke Preberschieten beoefenen aan de Prebersee. De schutters mikken met hun pijl en boog niét op een, aan de andere kant van de oever opgestelde, schietschijf. Om het wat folkloristischer te maken luiden de voorschriften, dat ze op het spiegelbeeld van de schijf in het wateroppervlak moeten mikken. De Tamsweger schutters, die zich wel mateloos verveeld moeten hebben, introduceerden in 1843 deze nieuwe schietsport die al spoedig tot volksgebruik werd verheven.

Een eveneens niet meer weg te denken volksgebruik is het zogenaamde Rangelen, dat dorpelingen regelmatig tussen mei en october in staat van grote opwinding brengt.

Op 25 juli (Jacobi) en op 24 augustus (Barthelomäusdag) kun je er zeker van zijn dat er flink gerangeld wordt. Het is een sportevenement voor de plattelandsbevolking dat nog het meest op worstelen lijkt. De worstelaars moeten over een snel reactievermogen, de nodige behendigheid en onverschrokkenheid beschikken. Die eigenschappen schijnen in Oostenrijk in hoge ere te staan, want er zijn soms wel 70 deelnemers per Rangelwedstrijd. Maar de winnaar mag zich ook ‘Hagmoar’ noemen en wordt tot de volgende kampioenschappen een jaar lang diep bewonderd, vooral door de dorpsmeisjes. Even de spierballen opzetten en dan naar Hohe Hundstein in Pinzgau, de Jochberg in Tirol, Zeil am Ziller, Ramsau in Stiermarken en Sirnitz in Karinthië.

Afkerig van aldie zwetende, worstelende lijven? Dan gaan we naar St. Jakob am Thurn ten zuiden van Salzburg. Daar tref je tenminste een waardiger folklore aan: de Dans van de Jakobischutters. Een nog uit de baroktijd daterend oogstgebruik. Dat moét wel de moeite waard zijn. Het is een onderdeel van het Patronaatsfeest op de zondag na Jakobi, 25 juli. Voor zover men heeft kunnen nagaan zijn de Oostenrijkse schuttersgilden ontstaan uit de zogenaamde mannenbonden. Die mannenbonden waren op hun beurt weer opgericht om vrouwen en erven te beschermen tegen de Turken, die het zelfs tot voorde poorten van Wenen wisten te brengen. De Jakobischutters, een groep van zo’n 20 man, gaan gekleed in knalrode jassen en sjouwen 25 kilogram zware korte praalgeweren met zich mee. Het kaliber van die vuurwapens loopt van 20 tot 40 millimeter hetgeen, zoals iedere dienstplichtige zal beamen, voor een geweer onwaarschijnlijk zwaar is. Met deze ‘Prangstutzen’ schieten ze oorverdovende salvo’s af die de omgeving onzichtbaar maken door de enorme rookontwikkeling. Voor één schot hebben ze een pak koffie aan kruit nodig. De salvo’s daveren tijdens de processie en tijdens de Dans van de Jakobischutters op het met gras overgroeide marktplein. Het nut van dit gebruik zal wel bestaan uit het testen van het trommelvlies.

oh zo gezellig

Dagtochtjes hebben de bijsmaak van regenachtig weer, overvolle speeltuinen en obers die het niet meer bij kunnen; sloffen. Als je geen Tirol, gejodel, folklore en konditoreien vol Nederlanders meer kunt zien ofhoren, kunje op stap gaan met de nieuwste Oostenrijkse dagtocht die zowel gezellig als exclusief is. Dat zeggen de Oostenrijkers tenminste.’s Ochtens vertrekje met een autobus vanuit Wenen of Eisenstadt naar Purbach am See in Burgenland. Daar stap je over opeen bootdiejenaar Weiden am See vaart. Vervolgens stap je over op een, door een oude stoomlocomotief getrokken, treinje dat zich door het poestalandschap heen puft. Bij Pamhagen ga je de Hongaarse grens over. De grensovergang wordt speciaal voor jou even opengesteld. Normaal is hij voor personenverkeer gesloten. Na de Hongaarse lunch ga je het barokke stamslot van de Esterhazy’s bezichtigen. De tocht voert verder naar Nagycenk. Daar kun je kiezen uit een bezoek aan de staatspaardenfokkerij of een rit met het museumtreintje. Voor f 13,mag je zelf op de bok staan en de trein besturen. Na afloop krijg je een machinistendiploma. Het programma voor die dag is nóg niet afgelopen want je gaat nog naar Sopron waar je de stad mag bezichtigen en de souvenirwinkels leegkopen. Iedere donderdag kun je deze twee landendagtocht tijdens de maanden juli en augustus maken.
je eigen ontbijt

Je zult aan de sneeuw niet zien dat je in Oostenrijk op wintersportvakantie bent. Aan het ontbijt dat ‘s ochtends op tafel komt ook niet. Sommige reisorganisaties huldigen het standpunt dat je je ook aan het Oostenrijks ontbijt in Nederland moet kunnen wanen. In alle hotels waarinje wordt ondergebracht krijg je ‘s ochtends een Hollands ontbijt. De Zwitserse hoteliers zijn nog niet voor deze wensen door de knieën gegaan. Die serveren op z’n best een beperkt Hollands ontbijt, n.l. uitsluitend kaas en geen worst of ei. Eigenwijze kerels hoor die Zwitsers, maar welke reisorganisatie kan je voor de verandering aan een echt Oostenrijks ontbijt helpen? Of hebben wij Nederlanders de hele Oostenrijkse wintersport opgekocht?
weg van de stammtisch

Stap zo’n met houtsnijwerk, zware balken en koekoeksklokken afgebiesde Stube of Gasthaus binnen. Binnen geurt het niet onaangenaam naar verse of verschraalde witte wijn en de rook van knoestige boomstronken die de plaatselijke bevolking hardnekkig sigaren blijft noemen. Hoofden zijn bedekt met groene vilthoeden met veertjes, boezems gluren uit laaguitgesneden Dimdldécolletés. Een plaats waar je wel even wilt gaan zitten voor een kop thee met Strohrum. De zaak is tamelijk vol maar je ziet één lege tafel. Nietsvermoedend ga je daar aan zitten. Op slag breken donder en bliksem over je los. ‘Of zo’n snotaap niet kan zien dat dit de Stammtisch is waar alleen met witte wijn en weense walsen opgegroeide stamgasten plaats mogen nemen.’ Als buitenlander word je nog net niet hals over kop naar buiten gesmeten maar iets van de anders zo ‘gemütliche’ bediening verdwijnt wel. Om dit te voorkomen kunje óf naar Oostenrijk verhuizen óf even om je heen kijken tot je ergens boven de tafel het bordje ‘Stammtisch’ ziet.
het koffiehuis is in

In Nederland beleven de bruine café’s een glorietijdperk, in Oostenrijk zijn de koffiehuizen opeens weer enorm populàir geworden. De meeste en beste koffiehuizen vind je in Wenen. Toen de Turken hun beleg voor Wenen afbraken en op de v.\ucht sloegen, dat was in 1683, lieten ze grote zakken groene koffiebonen achter. De Weners dachten dat het voer voor de Turkse kamelen was maar Georg Franz Kolschitzky die wat verder rook dan z’n landgenoten, ontdekte dat je er een aangename bruine drank uit kon bereiden. Wenen kreeg er een nieuwe attractie bij: het koffiehuis. In ieder koffiehuis staat een grote leestafel. Je wordt lid van het genootschap van Oostenrijkse koffiehuisgangers door binnen te stappen en een kleintje koffie te bestellen. Verwar de koffiehuizen niet met de Konditoreien waar een overwegend vrouwelijk publiek op rijpere leeftijd zich vol overgave op de Oostenrijkse banketbakkers kunst stort.
Schrijvers en kunstenaars komen nog altijd samen in café Hawelka in de Dorotheergasse. In Salzburg zijn twee koffiehuizen waar vooral tijdens de festivaltijd veel musici, schrijvers en toneelspelers komen. Het zijn Tomaselli aan de Alte Markten de Bazar aan de Salzachufer. In Graz, waar de meeste jonge en progressieve Oostenrijkse schrijvers vandaan komen staat het nogal ouderwetse Nobel-literair café. Niet alleen oud qua inrichting, ook qua opvattingen. De ook in Nederland bekende schrijver Peter Handke werd er een paar jaar geleden nog uitgegooid omdat z’n haar te lang was.

Links over Oostenrijk:
http://www.austria.info