Spreekbeurt Eekhoorn

In Nederland is de eekhoorn in geschikte bosrijke gebieden algemeen en talrijk. Razendsnel klimmen ze langs boomstammen omhoog of, met de kop naar beneden, omlaag, gebruik makend van hun vlijmscherpe nageltjes. Vliegensvlug rennen ze over dikke takken, bengelen als volleerde acrobaten aan allerlei twijgen of huppelen en springen druk heen en weer. Buitengewoon sierlijk zweven ze van de buitenste takken van de ene boom naar die van een andere, waarbij ze zich afzetten met hun krachtige achterpoten. Soms glijden of zeilen ze over afstanden van drie tot vier meter. De ledematen houden ze dan stijf en zo ver mogelijk uitgespreid, waarbij de pluimstaart dienst doet als evenwichtsorgaan en roer.

Soms valt het niet mee een eekhoorn in het vizier te krijgen. Wanneer men probeert het dier te ontdekken, houdt het zich graag schuil aan die kant van de stam die je net niet kunt zien.

Eekhoorns zijn ontegenzeggelijk fraaie diertjes met hun rossig bruine tot zwartbruine vacht. Er zijn echter talloze kleurvariaties. De wintervacht is doorgaans lichter dan de tint van de zomerpels. De onderzijde van het lichaam is scherp begrenst wit. Aan de uiteinden van de oorschelpen bevinden zich opvallende haarpluimpjes die vooral ’s winters goed ontwikkeld zijn. De staart is afgeplat en dicht bezet met lange haren. De staarten kunnen worden opgericht en neergelegd.

De meest gehoorde roep klinkt als “djuk-djuk-djuk”, maar bij gevaar laat hij de alarmroep “doek-doek” horen. Verder heeft hij ook nog grommende, jammerende en fluitende geluiden op zijn repertoire staan.

Eekhoorns zijn uitgesproken dagdieren. De grote ogen staan zij- en achterwaarts gericht en geven het dier een breed gezichtsveld. Maar ook gehoor, reuk en tastzin zijn goed ontwikkeld.

Eekhoorns herkennen voedsel aan de geur. Het normale voedsel van een eekhoorn is erg gevarieerd.
Naast boomvruchten zoals eikels, beukennootjes, hazelnoten en wilde- zowel als tamme kastanjes,
eten ze bast, knoppen en zaden, groenvoor in het algemeen en diverse soorten paddestoelen. Van een eitje of een jong vogeltje zijn ze trouwens ook niet vies. Op tal van plaatsen staan eekhoorns dan ook bekend als nestplunderaars. Tijdens het eten houden ze het voedsel met de voorpootjes vast en beginnen er zo aan te knabbelen. Veelal is het voedsel aan de droge kant en het is dan ook niet verwonderlijk dat eekhoorns af en toe drinken. ’s Winters lessen ze hun dorst door sneeuw te eten.

Is er een overvloed aan voedsel dan leggen eekhoorns een voorraad aan. Ze verstoppen zaden, denneappels, paddestoelen enz. in de grond aan de voet van bomen, maar ook wel in lege vogelnesten of in boomholten. Vele van de voorraden worden in de winter terug gevonden, maar een deel van de in de grond gestopte zaden blijft onvindbaar. Op die manier draagt hij in belangrijke mate bij tot de verspreiding van allerlei bomen en struiken.

Eekhoors houden dus geen winterslaap en zijn het hele jaar door waar te nemen. Ze bouwen grote, ronde en overdekte nesten van takken en twijgen in takvormen van het liefst oude bomen. Ook worden oude nesten van bijvoorbeeld kraaien ef eksters omgebouwd tot een winterverblijf waarin ze beschutting kunnen vinden. Aan die van een ekster hoeft meestal niet veel verandert te worden
maar de bodem van een kraaiennest wordt in de meeste gevallen verstevigd met modder en leem. De nesten worden aan de binnenkant bekleed met gras, boomschors, korstmos, mos, wol en veren. Aan de buitenzijde wordt het omgeven door bladeren.

Hoewel eekhoors dus geen echte winterslaap houden, liggen ze, als het erg koud is, vaak dagen achtereen in het nest. Een eekhoors heeft meerdere nesten die dienst doen als speel of slaapnesten. Ze zijn meestal losjes vervaardigd.

De paartijd begint al in december.
Op mooie dagen maakt het mannetje het wijfje onder veel gejaag het hof. In een stevig gebouwd nest worden na een draagtijd van gemiddeld 38 dagen de drie tot acht (meestal vijf) jongen geboren. Ze zijn roze van kleur, naakt, blind en volslagen hulpeloos. Na tien tot veertien dagen komt het eerste zachte donshaar te voorschijn en een week daarna zijn ze al aardig dicht behaard. Als het kraamnest wordt verstoord, brengt het wijfje de jongen stuk voor stuk in haar bek naar een noodnest.

Als het kroost ongeveer een maand oud is gaan de oogjes open. Op een leeftijd van zes tot zeven weken verlaten de jongen het nest en als ze acht weken oud zijn kunnen ze als zelfstandig worden beschouwd. Tot die tijd heeft de moeder ze verzorgd en gezoogd.

Geleidelijk verspreiden de jonge eekhoorns zich. Na acht tot tien maanden zijn ze geslachtsrijp. Oudere wijfjes produceren tegen het einde van de voortplantingsperiode, in augustus, nog een tweede worp.