Spreekbeurt Eikelmuis

De opvallend bonte vacht van de eikelmuis is op de rugzijde grijs tot kastanjebruin; de buikzijde is gelig wit van kleur.

Als een masker loopt vanaf de snuit een kenmerkende zwarte streep rondom de ogen tot achter het oor. De behaarde staart eindigt in een zwartwit kwastje.

Deze middelgrote slaapmuis komt in Nederland hoofdzakelijk in de Zuid-Limburgse hellingbossen voor; in België is hij veel algemener. De eikelmuis is minder aan echte bossen gebonden. Zijn biotopen bestaan meer uit een combinatie van bomen, struikgewas, rotsen, muren en gebouwen.

Het is een cultuurvolger.
In Frankrijk en Spanje, waar de soort wijdverbreid is, merk je zijn voorliefde voor wijn- en boomgaarden om te foerageren en boom- en rotsholten als schuilplaats. De eikelmuis komt in zijn woongebied ook wel in tuinen voor,
maar wordt door zijn verborgen levenswijze zelden opgemerkt.

Net als de andere slaapmuizen is de eikelmuis een nachtdier en een uitstekende klimmer, maar hij komt meer op de grond dan zijn verwanten.
Het is een alleseter: huisjesslakken, insecten, jonge vogels en bosmuizen benadert hij als een echt roofdier. Verder is hij dol op druiven, perziken en andere vruchten en zaden.

De winterslaap duurt circa zeven maanden. Deze brengt hij, opgerold tot een bolletje, in zijn nest van takjes en bladeren door. Ze overwinteren in grotten, muurgaten, boomholten en huizen, soms met meerdere exemplaren tegelijk.

De paartijd valt in mei-augustus.
Na een draagtijd van 21 à 23 dagen werpt het wijfje gewoonlijk in mei tot juli.
Meestal bestaat een worp uit vier tot zes jongen. Jaarlijks kunnen er twee worpen zijn. Tussen hun dertigste en hun vijftigste dag spelen ze veel en maken de jongen hun eerste tochtjes buiten het nest; daarna zijn ze zelfstandig.

Jonge eikelmuizen klimmen tijdens hun eerste verkenningstochten
graag op hun moeder rond.