Spreekbeurt Haas

Deze oorspronkelijke bewoner van steppen, heeft een voorkeur voor kleinschalige gras- en bouwlanden; in dichtbevolkte gebieden komt de soort weinig voor. Overdag kiezen ze hun rustplaats, het ‘leger’, in bosranden, ruigten of onder heggen. Ook in hoog gras of tussen de kluiten van een geploegde akker vind je deze hazenlegers. Vanuit de verte lijkt hij dan op een aardkluit.

De haas heeft krachtige achterpoten en een typische ‘starende blik’ in zijn ogen. Van boven gezien is hij geelbruin, aan de onderzijde grijzig wit. Het wijfje (moer) is iets kleiner dan het mannetje (ram). Wat uiterlijk betreft lijken hazen en konijnen veel op elkaar. Volwassen hazen zijn echter forser, hebben grotere poten en langere oren met een zwarte punt.

De beste tijd om hazen waar te nemen, is ‘s morgens heel vroeg of bij het invallen van de schemering. Ze zijn vooral ‘s nachts actief. De zintuigen zijn bij de haas uitstekend ontwikkeld. Zijn grote, lange oren (‘lepels’) en scherpe neus waarschuwing hem onmiddellijk voor elk gevaar. Vaak zit hij rechtop (‘kegel’) om de omgeving af te speuren.
Zelfs bij het eten houdt hij zijn kop zelden lange tijd achtereen omlaag.
Bij verstoring kan de haas er met een snelheid van circa 65 km per uur vandoor gaan. Opvallend aan een vluchtende haas is dat hij ineens 90 graden van richting kan veranderen (het ‘haken slaan’). Hierbij houdt hij de staart omlaag, waardoor zijn donkere rug goed te zien is.

Normaal gezien huppelt hij, waarbij de lange achterpoten voor de voorpoten worden gezet. Door zijn waakzaamheid en snelheid wordt een volwassen dier zelden het slachtoffer van rovers zoals buizerds, uilen en vossen. In de natuur wordt een haas gemiddeld een jaar of 3-4, maar hij kan wel tweemaal zo oud worden.

Hazen voeden zich met grassen, kruiden, landbouwproducten, wortels, knoppen en schors. Veel van hun voedselplanten worden met bestrijdingsmiddelen vernietigd. Soms eten ze hun eigen, zachte uitwerpselen.

Indien er geen nijpend voedseltekort is, leven hazen plaatsgebonden.
Het woongebied is veelal minder dan 1 km in middellijn groot. Hazen zijn niet territoriaal en de woongebieden overlappen elkaar. Voor zover bekend vormen hazen geen blijvende paarband. Onder de rammen met overlappende woongebieden is er vaak een rangorde met betrekking tot de seksuele contacten met de moerhazen.

Vanaf januari tot juli is de haas paarlustig. Onvermoeibaar huppelt de ram achter de moerhaas aan. Met rivalen levert hij hevige gevechten.

De draagtijd duurt 42 dagen.
Heel bijzonder is dat de haas tijdens zwangerschap opnieuw bevrucht worden (superfoetatie). Meestal bestaat een worp uit 2-3 jongen, die zich elk in een apart, ondiep kuiltje in de bodem schuilhouden. Tussen eind januari en oktober worden doorgaans zo’n vier nesten geboren.
Een haas kan zo gemiddeld elf jongen per jaar op de wereld zetten.

Een jonge haas komt met een volledig ontwikkelde vacht en open ogen ter wereld. Jonge hazen hebben wel vaak een witte vlek op de kop.
Al na één of enkele dagen verlaten de jongen de geboorteplek.
Ze komen daar elke dag, drie kwartier na zonsondergang, weer terug. De moeder komt meestal een kwartiertje later om ze te zogen. Dat doet ze totdat de haasjes ongeveer een maand oud zijn.

De grootste bedreiging van de soort vormen de moderne landbouwmethoden en onkruidbestrijdingsmiddelen. In de jaren ’70 is het bestand enorm geslonken en het heeft zich sindsdien niet echt meer hersteld. Via zijn voedsel krijgt hij insecticiden naar binnen en vele jonge dieren worden het slachtoffer van landbouwmachines, bij voorbeeld van maaimachines in de hooilanden.