Spreekbeurt Hamster

Korenwolf is een Zuid-Limburgse benaming voor onze inheemse hamster, ook wel veldhamster, gewone hamster of Europese hamster genoemd. Het is van oorsprong een dier van de steppe. In Oost-Europa komt hij nog in grote aantallen en dichtheden voor. Hoe meer naar het westen, hoe gefragmenteerder de verspreiding en hoe lager de dichtheden.

Het is een uniek knaagdier met een krachtige bouw. Met zijn korte sterke poten is hij in staat een tot 2,5 meter diep gangenstelsel te graven. De korenwolf wordt 25 tot 30 centimeter groot (ongeveer zo groot als een cavia).
Hij heeft een oranjebruine vacht. Op zijn kop, hals en nek zitten witte vlekken en ook de poten zijn wit.

Kenmerkend is zijn zwarte buik. Dit is opvallend, want bij de meeste hamstersoorten is de buik lichter dan de rug.
Hamsters in Oost-Europa hebben in de regel een geheel zwarte buik. Hamsters in West-Europa hebben bijna allemaal, zonder uitzondering, witte vlekken op de buik.

Het grootste deel van zijn leven brengt de korenwolf onder de grond door. Zijn enigszins spitse kop en snuit, wat iets aan een muis doet denken, is daarbij van groot voordeel. Als het schemerig of donker is, de tijd waarin de hamster op pad gaat, geeft de kenmerkende en unieke zwarte buik de hamster beschutting tegen de roofdieren van de nacht.
Als hij namelijk rechtop staat, gaat hij op in de nachtelijke achtergrond van zijn omgeving. Om te overleven spelen bovendien zijn aangeboren wantrouwen en zijn -niet te onderschatten- vaardigheid om zich te verweren een rol. Voelt hij zich bedreigd, dan kan de hamster zeer agressief reageren.

In het gebied waar de korenwolf leeft moet voldoende voedsel te vinden zijn. De hamster “hamstert” immers grote wintervoorraden bij elkaar om te kunnen overleven; iets waar hij de hele zomer mee bezig is. Men heeft wel eens hamsterburchten uitgegraven met 17 kilogram (en meer) voedsel. Gewoonlijk echter verzamelt de korenwolf twee tot vijf kilo voedsel. Zijn wangzakken bewijzen hem hierbij een grote dienst. Hierin brengt hij het gevonden voedsel naar zijn burcht.

De wangzakken gebruikt de korenwolf echter ook -en dat is opmerkelijk- om te zwemmen. Als hij een stroom wil oversteken, blaast hij zijn wangzakken op met lucht om zichzelf makkelijk drijvend te houden.

De korenwolf is een knaagdier dat bijna alles eet, bij voorkeur plantaardig voedsel. Hij heeft een gevarieerd menu nodig van graan, tarwe, rogge of haver, akkerkruiden en wilde planten. Van jonge graanplanten eet de hamster de ondergrondse delen en later de rijpe korrels. Hij klimt zelfs in maïsplanten en zonnebloemen. Van akkerkruiden, zoals de klaproos, de paardebloem, de melkdistel, de weegbree en het herderstasje eet hij het malse groen, de wortels of de zaden. Ook lust hij bieten, aardappelen, fruit en noten. Naast dit plantaardig voedsel eet de hamster ook insecten, regenwormen, kleine zoogdieren, kikkers en slakken.

De ondergrondse burcht wordt netjes schoon gehouden. Opvallend is, dat geen enkele burcht gelijk is. Dit heeft te maken met de leeftijd. Hoe ouder de hamster wordt, hoe groter en ingewikkelder de burcht. De burcht wordt gegraven op plekken waar geen grondwateroverlast verwacht wordt.

De bouw begint met een schuine looppijp. Langs deze pijp werkt de hamster alle vrijkomende grond naar buiten. Rond de uitgang ontstaat zo een stortberg. Deze looppijp is echter niet de standaard in- en uitgang voor dagelijks gebruik. De burcht wordt daarna verder uitgebouwd met kamers en twee of drie looppijpen.
Ook graaft de hamster van binnenuit, loodrecht omhoog, één of meer valpijpen, waar deze, zoals de naam al aangeeft, zich in laat vallen als er bijvoorbeeld gevaar dreigt.

De uitgangen van de looppijpen en de valpijpen zijn goed herkenbaar:
ze zijn mooi rond met een doorsnede van zes tot acht centimeter.
Een (of meer) van de kleinere doodlopende zijgangen wordt door de hamster als toilet gebruikt. De burcht heeft nest- (wat de vrouwtjes betreft)/slaap- en voorraadkamers. De slaapkamer wordt met gras gestoffeerd.
De kamers die de korenwolf in de lente, zomer en winter gebruikt, liggen op ongeveer dezelfde diepte. Tijdens de wintermaanden kan de hamster in een dieper gelegen vorstvrij deel van de burcht wonen, waar zich ook voorraadkamer(s) bevinden.

In Nederland ligt de burcht meestal op een diepte van een halve tot één meter. In strengere winters net als in Oost-Europa tot twee meter diep.
De korenwolf leeft gewoonlijk alleen in de burcht, omdat het een solitair levend dier is. Hij verwijdert zich niet meer dan enkele honderden meters van de burcht.
Het territorium rondom de burcht is slechts enkele tientallen vierkante meters groot. Daar duldt hij geen indringers.

In Nederland gaat de korenwolf in oktober/november, als de temperatuur in de winterburcht een meter diep onder de grond, beneden de tien graden daalt, in winterslaap. Hartslag en ademhaling worden trager en zijn lichaamstemperatuur, die normaal 32 graden is, daalt tot ongeveer die van de omgeving. De pijpen van de burcht zijn van binnenuit dichtgestopt met aarde. Een dag of vijf blijft de hamster zo opgerold en verstijfd liggen.
Dan wordt hij wakker om een hapje te eten. Hij eet wat van zijn voorraad, doet zijn behoefte in de poepkamer, een van de kleinere doodlopende zijgangen, en slaapt daarna weer verder. Zo gaat het de hele winter door.

Volwassen mannetjes gaan als eerste in winterslaap, dan de volwassen vrouwtjes en tot slot de jonge dieren uit het laatste nest.
Alleen als het wat warmer wordt, steekt de hamster soms even zijn snuit boven de grond. Het wachten is nu op de lente. Ook buiten de winter is de Korenwolf een echte slaapkop: ongeveer 20 uur per dag huist hij in zijn burcht. Alleen in de late avond of vroege ochtend komt hij naar buiten om te eten.

De korenwolf plant zich voort van april tot augustus.
Voor het mannetje duurt deze bronsttijd de gehele zomer.
Vanaf begin april komt de mannetjeshamster het territorium van de vrouwtjeshamster binnen om zijn geurvlaggen af te zetten rond de burcht van het vrouwtje. Vaak is hij in hevige gevechten met andere mannetje(s) verwikkeld (geweest) om het vrouwtje. Dan gaat hij de burcht van het vrouwtje binnen. Hier moet hij echter voorzichtig te werk gaan: hij moet haar verhinderen te vluchten, haar agressie beteugelen en haar begeerte opwekken.
Dit kost veel tijd, veel gesnuffel, voorzichtig snuitgeduw, vele malen loos alarm en allerlei schijnbewegingen.
Uiteindelijk begint het mannetje te snuiven en met zijn tanden te knarsen, wat soms door het vrouwtje beantwoord wordt.

Als het vrouwtje paringsbereid is kan de paring plaatsvinden. Dit gebeurt binnen de burcht. Na een of twee dagen keert het mannetje weer terug naar zijn eigen burcht (hij wordt door het vrouwtje de deur uitgezet). De Korenwolf leeft immers solitair en alleen tijdens het paren zijn een mannetje en vrouwtje samen. In alle andere gevallen zal het vrouwtje het mannetje niet lang in haar burcht accepteren.

Na een draagtijd van 18 tot 21 dagen, worden de jongen geboren. Ze zijn blind en naakt én volledig aangewezen op de moeder.
Aangezien ze echter maar acht tepels heeft, worden de overige jongen opgegeten, als de melkproductie te gering is, voordat ze verhongeren.
De jongen worden bij gevaar door de moeder in haar wangzakken in veiligheid gebracht.

Naarmate ze ouder worden knabbelen de nog blinde hamsterjongen na een week al aan het (groen)voer dat de moeder in de burcht heeft gebracht. Na twee weken zijn ze dicht behaard en gaan de oogjes open. Na drie tot vier weken worden de jongen gespeend. Daarna jaagt de moeder de jongen de burcht uit en verlaten ze de bouw. Ze zijn dan zo groot als een veldmuis en geheel op zichzelf aangewezen.
Als ze acht tot twaalf weken zijn, zijn de jongen volgroeid. Bij het vestigen van een eigen territorium markeren jonge hamsters dit
door met hun flankklieren langs bepaalde punten, zoals een steen, te wrijven. Ook volwassen hamsters vertonen dit gedrag.

Een vrouwtje is na twee tot drie maanden geslachtsrijp; een mannetje na twee maanden. Pas na hun eerste winter zullen ze zich in de regel pas echt voortplanten. Er zijn 2 tot 5 worpen per jaar met ongeveer 4 tot 16 jongen. De jongen uit de tweede en overige worpen maken echter minder tot geen kans, afhankelijk van de tijd waarop ze de burcht van de moeder verlaten, om te overleven. Dit heeft te maken met de oogsttijd.

Van oudsher komt de hamster in Nederland voor op leemhoudende gronden (löss), die bijna uitsluitend te vinden zijn in Midden- en Zuid-Limburg. De hamster was in 1970 nog niet in zijn voortbestaan bedreigd.
De stand was toen wel al jaren in een neerwaartse trend. Na 1970 echter raakte de soort gaandeweg zeer veel leefgebied kwijt.
Resterende leefgebieden gingen in kwaliteit achteruit en raakten meer en meer van elkaar geïsoleerd. Uit onderzoek blijkt dat de soort feitelijk uitgestorven is. Een fokprogramma en de vorming van reservaten zijn de uiterste middelen om de soort voor Nederland te behouden.
Het is nog onbekend of er toch nog een of enkele hamsters in Limburg in het wild voorkomen.