Spreekbeurt over Egels

De egels die in Nederland en de rest van Europa rondlopen noemen we de Europese egels. Het is de egel zoals wij die kennen. In Afrika en Azië zitten ook egels, maar die zien er anders uit. Ze hebben ook andere namen. Zoals de langoor-egel en de woestijn-egel. In Azië wonen zelfs egels zonder stekels: die heten haar-egels of ratten-egels.egel
Sommige landen hebben geen ‘eigen’ egels, zoals Amerika, Nieuw Zeeland en Australië. Toch komen er egels voor. Dat komt doordat sommige mensen Europese egels naar deze landen toe brengen.
In Australië leeft een dier dat veel op een egel lijkt: de mierenegel. Hij heeft ook stekeltjes, maar is geen familie van de egel. Het is een raar beestje. Het is een zoogdier dat eieren legt. En da’s gek, want zoogdieren leggen eigenlijk nooit eieren. Ze baren jongen.Stekelvarken
Sommige mensen denken dat een stekelvarken net zoiets is als een egel. Maar stekelvarkens behoren tot een heel andere diergroep. Het zijn geen insecteneters, maar knaagdieren. Ze leven in de woestijnen, bossen en savannen van Afrika en delen van Azië. Ze eten plantaardig voedsel, zoals wortels, bollen, knollen, vruchten en schors. Ze hebben stekels, maar die zien er anders uit dan van een egel. De stekels van het Zuid-Afrikaans stekelvarken kunnen wel 30 cm lang zijn. Ze zitten vooral aan de achterkant en laten gemakkelijk los. Daardoor lopen er soms leeuwen rond met een stel stekelvarkens-stekels in hun kop.

Van voren en onderen zijn stekelvarkens kwetsbaar. Daar zitten niet zulke lange stekels. En ze kunnen zich ook niet oprollen, zoals een egel.
 

Egelmenu
Egels vinden hun voedsel vooral door goed te ruiken. Hun snorharen en oren helpen ook om een prooi te vinden. Ze eten vooral regenwormen. En daarnaast ook rupsen, slakken, oorwormen, duizendpoten en kevers. Egelpoep is vaak glinsterend zwart. Dat komt door de stevige keverschildjes die er nog in zitten.
Soms eten egels grotere dieren, zoals jonge muizen, kuikens of kikkers. En een eitje gaat er ook wel in. Egels eten soms gras, bladeren, vruchten, zaden en paddestoelen, maar insecten en wormen vinden ze toch het lekkerst.
En je zult een egel niet met een hoopje appels op zijn stekels zien rondlopen. Dat gebeurt alleen maar in sprookjes.
 

Eenzame nachtbrakers
Je kunt bijna overal egels vinden. In het bos, in de duinen, in parken en zelfs in je eigen tuin. Zolang er maar heggen, bosjes, struiken of andere donkere plekjes zijn.
Overdag hebben egels een schuilplaats nodig om rustig te slapen. ‘s Nachts trekken ze erop uit om eten te verzamelen.
Egels scharrelen altijd in hun eentje rond. Een mannetje loopt soms wel drie kilometer op een avond. Een vrouwtje loopt meestal niet meer dan een kilometer. Egels komen niet snel in de buurt van elkaar. Zodra ze andere egel ruiken, gaan ze snel een andere kant uit.
Van mei tot september zoeken mannetjes en vrouwtjes elkaar op om te vrijen. Als het vrouwtje daarna kleintjes krijgt, is ze een week of zes samen met haar gezin.
 

Stekelige liefde
Vrijen met al die stekels is niet gemakkelijk voor egels. Als een mannetje een vrouwtje ontmoet, tasten ze elkaar eerst een beetje af. Vaak duurt dat een paar uur. Ze lopen om elkaar heen en snuiven luidruchtig. Als het vrouwtje het wil, houdt ze de stekels op haar rug helemaal plat. Het mannetje kan er zonder gevaar op klimmen. De platgedrukte stekels zijn zelfs erg glad. Het mannetje moet met zijn tanden de stekels vastgrijpen om er niet af te glijden. Na het vrijen gaat manlief er vandoor. Na ongeveer vijf weken worden de jongen geboren. Het vrouwtje zorgt er helemaal alleen voor.
 

Vijanden
Met zijn vele scherpe stekels is de egel goed beschermd tegen de meeste vijanden. Alleen een das, een vos of een grote roofvogel kan een egel overmeesteren. Een vos doet dat door een tijd met de opgerolde egel te ‘spelen’. Hij stoot de egel voorzichtig aan en rolt hem soms zelfs in het water. Als de egel zich ontrolt, kan de vos hem in zijn kwetsbare buik trappen. Maar meestal is de egel slim genoeg om stevig opgerold te blijven.
Tegen auto’s helpt de oproltactiek niet. Het rubber van de banden is veel sterker dan de stekels. Het verkeer is de belangrijkste doodsoorzaak van egels.
 

Bedreigd en beschermd
De mens is de grootste vijand van de egel. Veel egels worden doodgereden door auto’s. Je hebt vast wel eens een dode egel op de weg gezien. Maar niet alleen auto’s zijn een bedreiging. Soms worden egels gedood als een boer een weiland maait. Of als iemand een hoop tuinafval in brand steekt waar per ongeluk een egel in zit.
Daarnaast is er steeds minder plek voor de egel omdat er huizen of wegen zijn gebouwd. Gelukkig worden egels beschermd door de wet en mogen ze niet opzettelijk gedood worden door mensen. De wettelijke bescherming betekent ook dat je een zieke of gewonde egel niet zo maar mee mag nemen naar huis. Je moet dat aan een erkend egelopvangcentrum overlaten. Die kunnen beter beoordelen of de egel echt hulp nodig heeft. Bovendien weten ze precies hoe je een egel moet verzorgen.

Gevonden
Als je een zieke of gewonde egel vindt, kun je die het beste naar een egelopvangcentrum bij jou in de buurt brengen. Maar eerst moet je wel zeker weten of de egel echt hulp nodig heeft. Als de egel er vandoor gaat of zich oprolt, mankeert ie waarschijnlijk niet veel. Laat hem dan gewoon met rust.
In de winter houdt de egel zijn winterslaap. Soms wordt ie wakker. Hij wil snel een hapje eten en weer verder slapen. Kom je er een tegen in je tuin, zet dan een bakje kattenvoer of pindakaas voor hem klaar. Geef in ieder geval geen melk, want daar kunnen egels niet goed tegen.

Egel in de tuin
Egels leven in het wild, maar zoeken best vaak de omgeving van mensen op. Soms lopen ze gewoon je eigen tuin in. Egels zijn vooral dol op rommelige tuinen. Met flink wat donkere plekken met struiken, takkenbossen en hopen bladafval.

Laat wat gevallen bladeren liggen tot het voorjaar.

Eventueel kun je een speciale egelschuilplaats in je tuin maken. Bijvoorbeeld door een kist op zijn kop te zetten. Leg er wat takken, bladeren en hooi overheen en graaf er een ingang onderdoor. Wie weet komt er een egel op af. En misschien houdt ie er zelfs zijn winterslaap.

Naakt geboren
Bij zijn geboorte heeft een egeltje nog geen stekels. Dat is maar goed ook, want anders zou hij zijn moeder pijn doen. Een paar uur na de geboorte steken er al een stuk of 150 witte stekeltjes uit de huid. En een of twee dagen later komen daar nog een hoop bruine stekels bij. Het egeltje kan zich nog niet oprollen en blijft veilig in het nest.

Snel zelfstandig
Twee weken na de geboorte kunnen egeltjes zich al een beetje oprollen. Ze kunnen dan ook zien en krijgen tandjes. Als ze zo’n vier weken oud zijn, verlaten ze ‘s nachts het nest. Ze gaan achter hun moeder aan. Die zoogt ze nog wel en leert ze ondertussen hoe ze voor zichzelf moeten zorgen. Vanaf zes weken kunnen de jonge egeltjes het alleen af. Ze worden door hun mama de wijde wereld in gestuurd of trekken uit eigen wil weg.

Opvetten
Jonge egels moeten erg veel eten. Want ze moeten voor de winter vet genoeg zijn voor hun winterslaap. Ze hebben meestal maar twee tot drie maanden de tijd om zo’n dikke speklaag te krijgen. En da’s voor veel egeltjes niet lang genoeg. Veel jonge dieren overleven de winter daarom niet.
Volwassen egels hebben de hele zomer om een dikke speklaag te krijgen. Zij zijn in de herfst soms wel twee keer zo zwaar als in het voorjaar. Met hun grote vetreserve overleven de meeste volwassen egels de winter wel. En als ze wakker worden in de lente, zijn ze heel wat lichter.

Winterslaap
De winterslaap bij egels begint in november of in december en duurt meestal tot in april of mei. Tijdens hun slaap houden de egels hun lijf niet meer warm. Dat spaart een hoop energie. Hun lijf krijgt ongeveer dezelfde temperatuur als de buitenlucht. Bevriezen doen ze niet. De bladeren waarin ze slapen en hun vetlaag houden de kou tegen. Bovendien worden ze af en toe wakker. Ze gaan een avondje op stap en hun lichaam warmt weer helemaal op. Daarna slapen ze weer verder. Tijdens hun lange winterslaap van vijf maanden worden ze een stuk of tien keer wakker.

 
De dood
Egels kunnen maximaal een jaar of tien leven. Maar meestal worden ze niet ouder dan vijf jaar. Vooral door het verkeer gaan egels eerder dood. Tegen zo’n grote, zware auto kan een egel niet op. Zelfs oprollen heeft geen zin. Je ziet best vaak een platgereden egel op de weg. Eigenlijk veel vaker dan dat je een levende ziet.

 
Snuit
Egels hebben een bek vol met scherpe tanden. Die tanden zijn erg handig, vooral wanneer ze een glibberige worm willen pakken. Of wanneer ze de stevige schilden van een kever willen kraken.
Egels hebben ook een gevoelige neus. Met die neus kunnen ze makkelijk hun voedsel opsporen.
Met hun oren horen egels of er ergens iets ritselt. Misschien wel een lekkere prooi.
De snorharen helpen ook bij het vinden van een lekker hapje. Ze beginnen te trillen zodra er een bewegende prooi in de buurt is.
Egels hebben heel slechte ogen. Ze zijn bijna stekeblind. Maar dat is niet erg. Egels jagen vooral in het donker en dan is er toch niet veel te zien.

Stekels
Het opvallendste aan een egel zijn de stekels. Hij heeft er een heleboel. In totaal wel zeven- of achtduizend! Zijn rug en kop staan helemaal vol met korte, stugge stekels. Kriskras door elkaar. Ze wijzen alle richtingen uit. Zo wordt een aanvaller altijd geprikt als hij de egel aanraakt.

Bovenop heeft een egel stekels, onder heeft hij haar.

De stekels zijn niet alleen scherp, maar ook veerkrachtig. Als een vijand de egel tegen een boom duwt of van een helling laat afrollen, vangen de stekels de klappen op.
Een egel krijgt steeds weer nieuwe stekels. Terwijl de oude af en toe uitvallen. Het lijkt wel een beetje op het verharen van een hond.

Met een échte egel is lekker knuffelen er niet bij.

Oprollen
Aan de onderkant van zijn lijf heeft een egel geen stekels. Daar zitten gewoon haren. Ze zijn best stug, maar ze beschermen de egel niet tegen vijanden.

Egelbuikje

Daarom rolt een egel zich bij gevaar helemaal op tot een bal. Zo zitten zijn kwetsbare kop, poten en buik veilig weggestopt. Bovendien staan alle stekels van zijn rug dan recht overeind. Er is bijna geen roofdier dat deze stugge stekelbol kan openbreken.

Stekelbol

Als het gevaar voorbij is, rolt de egel zich weer voorzichtig uit. Altijd met de stekelrug naar boven. Want wie weet, misschien staat zijn aanvaller stiekem ergens af te wachten. Pas als het helemaal veilig is, begint de egel weer te lopen. Meestal nog flink snuivend en met trillende snorharen.
Lange poten
Je zou het misschien niet verwachten, maar een egel heeft lange poten. Hij kan er best hard mee lopen. Als ie vlucht, moet je flink doorstappen om hem bij te houden.
Maar meestal loopt een egel niet snel. Hij schuifelt wat rond op zoek naar eten. En als ie iets ruikt in de grond, graaft ie met zijn lange tenen het voedsel op. En heeft de egel slaap? Dan graaft ie een kuil om in te slapen.
Klimmen gaat een egel goed af, maar dalen gaat wat minder. Daarom laat een egel zich gewoon vallen. Zijn buigzame stekels vangen hem wel op. Zwemmen kan een egel ook, maar niet al te snel.

De supersnelle Sonic the Hedgehog is géén goed voorbeeld van hoe echte egels leven.

Vlooien
Op de huid van de egel zitten een heleboel kleine diertjes, zoals vlooien, teken, luizen en andere huidparasieten. Ze voelen zich lekker veilig. De stekels beschermen niet alleen de egel, maar ook al deze diertjes. Meestal heeft een egel er heel wat. Dat geeft niets, zolang de egel maar goed gezond is en genoeg te eten vindt. Maar als hij ziek of zwak is, kunnen die kleine beestjes heel vervelend zijn.

Stink spuug
Egels zijn soms best raar. Ze spugen namelijk over hun eigen lijf. Meestal doen ze dat als ze iets gevonden hebben dat flink stinkt. Een dode pad bijvoorbeeld. Of een sigarettenpeuk. Ze beginnen er flink aan te likken en op te kauwen. Soms raken ze er helemaal opgewonden van. Het stinkende spuug smeren ze over hun rug en zijkanten. Waarom? Dat weten we niet precies. Misschien proberen ze er vlooien en teken mee te verjagen. Maar misschien vinden de egels het stinkende goedje lekker ruiken. Als een soort parfum.

Jonkies
Na de winterslaap moeten de egels eerst weer op krachten komen. Na een maandje stug dooreten, zijn ze fit genoeg om op vrijersvoeten te gaan. De paartijd bij egels duurt vrij lang, van mei tot september. Vijf weken nadat het vrouwtje zwanger is, krijgt ze jonkies. Meestal zijn het er een stuk of vier. Maar soms zijn het er wel acht en soms ook maar twee. De eerste maand moet ma steeds naar het nest terugkeren om haar jongen te zogen. Maar daarna lopen de jonkies haar achterna. Dan kun je, als je geluk hebt, een hele egelfamilie tegenkomen die netjes achter elkaar aan lopen. Weer twee weken verder valt het gezin uit elkaar en gaat ieder zijn eigen weg.