spreekbeurt zeehond

Iedereen kent ze natuurlijk van de Waddenzee, maar ze komen ook steeds meer voor langs de Noordzeekust: zeehonden. Bij voorkeur houden ze zich op in getijdengebieden (zoals de Waddenzee) en bij riviermondigenen (zoals de Voordelta in Zeeland), waar rustige zandplaten droogvallen. Op die zandplaten worden hun jongen geboren en zogen ze de jonge zeehondjes. Maar ze vinden het simpelweg ook lekker af en toe eens lekker in het zonnetje te liggen.

Een natte zeehond ziet er sierlijk uit en lijkt bijna zwart. Op het land beweegt hij zich onbeholpen voort, waarbij hij de voorste vinpoten nauwelijks en de achterste in het geheel niet gebruikt.
De voorpoot is een vinpoot met 5 lange, zwarte nagels, die in het water als stabilisator dienst doet.

Erg onhandig op het land, maar in zee voelen ze zich helemaal thuis. Met golvende bewegingen van hun achterlijf en de achterste vinpoten bewegen ze zich soepel door het water. Hierbij kunnen ze snelheden van wel 35 km per uur halen en dat is handig bij de jacht naar voedsel. Dit bestaat hoofdzakelijk uit vis, met name platvis en andere bodemvissen. Jonge dieren eten ook garnalen en weekdieren.

Hun gezichtsvermogen is zowel op het land als onder water uitstekend, zodat ze nauwelijks zijn te benaderen. De kleur is variabel, maar ze vertonen alle een donkere vlekkentekening. Als ze droog zijn, zien ze er van ver licht uit. Men onderscheidt hem van de grijze zeehond aan de stompe snuit en de V-vormige stand van de neusgaten.

Om langer onder water te kunnen blijven hebben de zeehonden in hun bloed heel veel rode bloedcellen met een hoge concentratie hemoglobine, dat ervoor zorgt dat het bloed zuurstof bindt.
Bovendien hebben ze bijna drie keer zoveel bloed als een mens met hetzelfde lichaamsgewicht. Onder water gaat een zeehond ook nog eens heel zuinig met zijn zuurstof om; alleen hart, hersenen en de meest belangrijke organen worden van zuurstof voorzien, de lichaamstemperatuur daalt sterk en de hartslag vermindert van 120 tot 4 slagen per minuut. Door deze aanpassingen kan een Gewone zeehond best 20 minuten onder water blijven.

Hoewel gewone zeehonden geregeld in groepen van enkele tientallen en soms zelfs van meer dan honderd op zandbanken liggen te zonnen, zijn het toch geen sociaal levende dieren. Ze zijn niet, zoals de grijze zeehond, in kudden georganiseerd. Ook maken ze niet zo veel lawaai als deze soort, zelfs niet in de paartijd. Vaak rusten ze bij eb urenlang op vaste plaatsen, die bij vloed onderlopen.
Gewoonlijk liggen ze dicht bij het water, zodat ze bij onraad onmiddellijk in het water kunnen duiken. Bij het zonnebaden houden ze het lichaam meestal gebogen, met de achterste vinpoten en de kleine, ronde kop omhoog.

Gewone zeehonden zijn echte zeedieren, zoals de naam al zegt. Zo’n 80% van hun leven brengen ze door in het water. Zelfs elkaar het hof maken en het onvermijdelijke paren daarna doen ze in zee.
Na het paren gebeurt er iets bijzonders. Het bevruchte eitje nestelt niet meteen in in de baarmoeder,
zoals bij de meeste zoogdieren, maar pas na een maand of 3. Dit wordt wel de ‘stille zwangerschaps-fase’ genoemd. Het zorgt ervoor dat de geboorte van het jong en de paring kunnen plaatsvinden in de korte periode in de zomer wanneer de zeehonden samen zijn. 10 maanden na de bevruchting (en dus 7 maanden na de innesteling) wordt het jong in juni op een zandplaat geboren.
Het jong kan vrijwel vanaf de geboorte zwemmen. Dit is belangrijk om te kunnen overleven, de zandbanken stromen tenslotte bij iedere vloed weer onder water. Na 2 dagen kan het jong al 2 minuten onder water blijven.

Het wordt een maand of langer in het water of op het land gezoogd. Na deze periode moet het jonge zeehondje op eigen benen staan en paart de moeder opnieuw. Na 3 – 4 jaar is een vrouwtje geslachtsrijp, een mannetje na 6 jaar. Hij zal dan via een baltsritueel in zee een vrouwtje proberen te versieren om zelf voor nageslacht te zorgen.

Het aantal gewone zeehonden in de Westeuropese kustwateren is in de afgelopen dertig jaar sterk gedaald. Omstreeks 1950 waren er in de Waddenzee nog 3000 exemplaren en in de Zeeuwse wateren meer dan 1000. Deze laatste zijn nu vrijwel verdwenen en in de Waddenzee zijn er nog hooguit 500. Deze achteruitgang is veroorzaakt door vergiftiging van het zeewater en verder door verstoring en vernietiging van hun biotoop.