werken met gipsplaat

Gipsplaat bestaat uit een kern van gebrande gips tussen twee lagen zwaar papier. Met de grijze kant naar buiten is het materiaal te gebruiken als ondergrond voor een stuclaag met pleisterwerk; met de ivoorkleurige zijde naar buiten voor schilderen of behangen. Op muren die ongelijk zijn of bestaan uit baksteen of pleisterwerk moeten de gipsplaten worden aangebracht op een lattenwerk. Voor gipsplaat van 12,5 mm dik moeten de latten, van hart tot hart gemeten, 60 cm uit elkaar staan; voor platen van 9 mm dik 40 cm.

Voor normale toepassingen voldoet meestal gipsplaat van 12,5 mm dik en in de standaardafmeting van 240 x 122 cm. Neem echter langere platen (tot 450 cm) indien daardoor het aantal naden kan worden beperkt. Kies voor bepaalde toepassingen waterbestendige of warmte-isolerende soorten. Nodig aan materiaal: kopspijkers van 3 of 4 cm lengte, een speciaal verbindingsmiddel, afdekband en (voor uitstekende hoeken) metalen hoekstrips. Benodigd gereedschap: een klauwhamer, twee plamuurmessen (10 en 25 cm breed) voor het afwerken van de naden en een hoektroffel voor het afwerken van de hoeken.

Waarop letten?

De lange zijden van gipsplaten hebben doorgaans een afgeschuinde kant. Waar die kanten elkaar raken ontstaat dus een uitholling, die later gedicht wordt met afdek band en verbindingsmiddel. Tussen niet-afgeschuinde kanten een ruimte van 3 mm laten en deze op dezelfde wijze opvullen.Probeer zo weinig mogelijk naden te maken. Breng het lattenwerk zo aan, dat de gipsplaten op de randen, op de hoeken en op regelmatige afstanden daartussen ondersteund worden. Bevestig delen van platen liever in het midden van een plafond dan aan de randen.

Voor de stevigheid van het geheel worden gipsplaten gewoonlijk horizontaal tegen een muur bevestigd. Pas ze echter vertikaal toe als dit het aantal naden beperkt. Maak geen naden langs deuren raamkozijnen; het krimpen van het lattenwerk kan later scheuren doen ontstaan. Dek liever een raam of deur af met een gipsplaat waarin een passende opening is gemaakt. Een naad in het midden van een deur of raam is in dat geval wel acceptabel.

Bevestigen van de platen

Werk eerst het plafond af, met assistentie van een helper. Maak van latten (5 x 10 cm) een T -stok; het korte eind is ongeveer 90 cm lang, het lange is gelijk aan de plafondhoogte plus 5 cm.Begin in een hoek en werk naar de overzijde. Gebruik een trap om een plaat met beide handen naar boven te brengen, terwijl de helper hetzelfde doet met behulp van de T -stok. Houd de plaat recht om breken te voorkomen. Let erop dat de plaatrand die met een volgende een naad gaat vormen, tot op de helft van een van de ondersteuningslatten reikt.

Begin de plaat van het midden uit vast te spijkeren. Sla op afstanden van 30 cm telkens twee kopspijkertjes, 5 cm van elkaar. Gebruik op de randen telkens één spijker, op afstanden van 20 cm; houd ze 10 mm uit de rand. Druk bij het spijkeren de gipsplaat stevig tegen de latten. Sla de spijkers iets in de plaat, zodat een holte ontstaat, maar beschadig het papier niet.

Trek voor het afsnijden van een plaat een lijn op de voorkant en snijd het materiaal daarlangs iets in met behulp van een stanleymes en een stalen lineaal. Leg een latje onder de insnede, breek de plaat en snijd het papier aan de andere zijde door. Gebruik een fijngetande zaag voor het maken van bochten, hoeken en gaten.

Ook op muren in een hoek beginnen. Druk samen met een helper de eerste plaat stevig tegen het plafond. Ondersteun ze tijdens het werken door ze aan de onderzijde te laten rusten op twee stevige spijkers. Spijker de plaat op dezelfde wijze vast als hierboven beschreven, met tussen de spijkers een onderlinge afstand van 20 cm. De onderste plaat op de muur, eventueel op maat gezaagd, stevig tegen de voorgaande drukken met behulp van een paar geïmproviseerde, houten hefbomen.

Maak zonodig openingen voor deuren en ramen. Alle maten zo zuiver mogelijk afschrijven vanaf het plafond of vanaf een reeds bevestigde plaat. Gebruik een mal om de openingen voor schakelaars en stopcontacten uit te zagen. Gebruik zonodig tussenringen om stopcontacten en dergelijke weer op gelijke hoogte te brengen met het nieuwe muuroppervlakNaden afwerken

Iedere naad, breder dan 6 mm, opvullen met verbindingsmiddel en afdekband. Smeer met het plamuurmes van 10 cm een laag van het middel over de naad. Snijd een stuk afdekband van de juiste lengte af. Druk de band, met het plamuurmes in schuine stand, in het vulmiddel; strijk het geheel glad met het mes in bijna vertikale stand.

Breng na 24 uur een tweede laag aan van 25-30 cm breed; gebruik daarvoor het brede plamuurmes.

Strijk de laag aan de randen veervormig uit om ze zo glad mogelijk te laten aansluiten op het plaatoppervlak. Maak het verbindingsmiddel een dag later nat en breng een laatste laag aan. Smeer deze laag aan beide zijden van de naad 25 mm uit. Hoe gladder dit uitsmeren gebeurt, hoe gemakkelijker later de afwerking van de wand.

Voor naden in de hoeken het afdekband eerst in de lengte vouwen alvorens het in het verbindingsmiddel te drukken. Gebruik de hoektroffel voor het aanbrengen en gladstrijken. Op uitstekende hoeken het verbindingsmiddel aanbrengen en er vervolgens de metalen hoekstrip in drukken. Spijker de strip vast en werk de naad af.

Vul ten slotte ook de holtes rondom de spijkers op. Wrijf daarna het gedroogde verbindingsmiddel af met een schone, vochtige spons of schuur het materiaal op met fijn schuurpapier. Gebruik daarbij een masker voor neus en mond. Vóór het schilderen of behangen van de gipsplaat deze afdekken met een door de fabrikant aanbevolen grondlaag.Reparaties

Repareer scheuren, gaatjes en deukjes in de gipsplaat door los gips te verwijderen en de opening te vullen met verbindingsmiddel. Strijk het glad met een plamuurmes.

Bij zwaardere beschadigingen een vierkante opening in de gipsplaat zagen. Plak aan de binnenzijde van de opening een latje, dat iets breder is dan het gat. Zet het dwars door de wand heen vast met twee (verzonken) schroeven. Snijd een stuk gipsplaat dat aan alle zijden 3 mm kleiner is dan het gat, en bij voorkeur ook iets dunner dan de bestaande wand. Doe lijm op het latje en verbindingsmiddel op de randen van gat en plaatje. Breng het laatste op zijn plaats, smeer verbindingsmiddelover het gerepareerde oppervlak en maak het gelijk met de rest van de wand. Werk verder af als boven omschreven.