Werkstuk over orang-oetan

Naam: Pongo pygmaeus (spreek uit: ponko pig-mee-jus). Ofte wel orang-oetan. Orang betekent ‘mens’. Oetan (eigenlijk hutan, maar dat spreek je net zo uit) betekent ‘bos’. Orang-oetan betekent dus ‘mens van het bos’.
Meer over de naam: Orang-oetan is een Indonesische naam. De naam orang-oetan is verzonnen door Indonesiërs die niet in het bos woonden. De bosbewoners zelf noemen de orang-oetan ‘maias’ (op Borneo) of ‘mawas’ (op Sumatra). In het Nederlands wordt de orang-oetan vaak ‘orang’ genoemd. Dat is wat minder lang en klinkt net iets leuker. Maar eigenlijk is het vreemd, want orang betekent ‘mens’.

Familie: Een orang-oetan is natuurlijk een aap. Hij hoort bij de mensapen. Dat zijn de apen die het meest op mensen lijken.
Grootte: Als een orang-oetan staat, is hij maximaal 1 meter en 40 centimeter lang. Als hij zijn armen gespreid houdt is de afstand tussen zijn handen wel 2 meter en 50 centimeter.
Gewicht: Mannetje: tot 90 kilo. Vrouwtje: tot 45 kilo
Leeftijd: Orang-oetans worden in het wild 30 tot 45 jaar oud. Maar in de dierentuin kunnen ze wel 50 jaar worden!
Woonplaats: De orang-oetan leeft in het tropisch regenwoud. Daar is het altijd warm en het regent er veel. Ook staan er verschrikkelijk veel verschillende soorten bomen. Dat betekent dat er altijd wel ergens vruchten te vinden zijn. Je vindt de orang-oetan alleen in regenwouden in Azië, op twee eilanden die bij Indonesië horen: Sumatra en Borneo. Op Sumatra leven ze alleen in het noorden. Op Borneo komen ze in een groter gebied voor. In totaal leven er waarschijnlijk nog zo’n 50.000 en 60.000 orangs. De meeste daarvan wonen op Borneo.

De orang-oetan is een aap. Er zijn ongeveer tweehonderd verschillende soorten apen. De kleinste is nauwelijks groter dan een muis: de muislemur. De grootste weegt 175 kilo: de gorilla. Net als deze grote aap hoort de orang-oetan bij de mensapen. Dat zijn de apen die het meest op de mensen lijken. Er zijn maar vier soorten mensapen. De orang-oetan is de enige mensaap die in Azië leeft. De andere drie (gorilla, chimpansee en bonobo) leven allemaal in Afrika. Een kenmerk van mensapen is dat ze geen staart hebben.
 

Twee verschillende orangs
Er zijn twee ondersoorten (rassen) van de orang-oetan: de Sumatraanse orang en de Borneose orang. Een ondersoort is geen andere soort. Maar ze zijn wel duidelijk anders. De Sumatraanse orang-oetan heeft langere haren en is iets lichter van kleur dan de Borneose. Vooral de oudere mannen van de twee ondersoorten verschillen duidelijk. De Borneose mannetjes-orang heeft enorme wangflappen die naar voren staan. Zijn gezicht lijkt daardoor wel op een soepbord.
De Sumatraanse mannetjes-orang heeft minder grote wangen. Bovendien staan die naar opzij. Zijn gezicht is daardoor smaller en platter.
Oer-orang
Orang-oetans hebben in een veel groter gebied geleefd dan waar ze nu voorkomen. Lang geleden woonden ze ook op het eiland Java en op het vaste land van Zuidoost Azië. Zelfs tot ver in China. In dat land zijn botten gevonden van apen die veel op de orang-oetans moeten hebben geleken. Deze oer-orangs leefden meer dan een half miljoen jaar geleden. Ze waren een stuk groter dan de orang die nu leeft.
Mannetjes en vrouwtjes
Tussen een orang-jongen en een orang-meisje is het verschil niet zo makkelijk te zien. Maar tussen een volwassen orang-vrouw en een volwassen orang-man wel. Hoe ouder, hoe duidelijker. De vrouwtjes groeien niet meer na hun zevende. De mannetjes groeien daarna nog zeker zes jaar door. Het resultaat is duidelijk: de mannen zijn ongeveer twee keer zo zwaar als de vrouwen. De vrouwtjes kunnen daardoor veel hoger in de bomen klimmen dan de mannetjes.
De mannen krijgen een heel ander gezicht als ze ouder worden. De zijkant van hun gezicht (de wangen en nog een stuk daarboven) groeit uit. Ook hun keel wordt groter. Oude mannen kunnen daardoor flink hard schreeuwen. De vrouwtjes vinden vooral oudere mannen sexy.
Voedsel
Een enkele keer eet een orang-oetan een sprinkhaan of zo. Maar voor de rest eet hij bladeren, een beetje boomschors en vooral veel fruit.
Een orang heeft niet veel drinken nodig. Met al dat sappige fruit dat hij eet, krijgt hij genoeg vocht binnen. Als een orang een boom vol vruchten vindt, eet hij daaraan zijn buik rond. Zo’n boom vinden, valt niet mee in het regenwoud. De meeste mensen denken dat daar overal bananen hangen. De orangs weten dat dat niet zo is. Vruchten zoeken in een regenwoud is een vak. De orang gaat niet in het wilde weg zoeken. Daarvoor is het bos te groot. Hij gebruikt zijn verstand. Zo letten orangs bijvoorbeeld op neushoorn-vogels. Die houden ook van fruit. De orang ziet aan de vogel meteen of hij een lekkere volle boom gevonden heeft. Orangs hebben een erg goed geheugen. Ze weten waar de beste fruitbomen in het bos staan en wanneer daar vruchten aan zullen komen. Tegen de tijd dat het zover is, gaan ze even kijken.
Pas op! Een tijger!
Een orang-oetan is groot en kan goed van zich afbijten. Hij heeft daardoor niet veel vijanden in het bos. Maar voor één dier is hij echt bang: voor de tijger. Op de grond is een orang kwetsbaar. Maar in een boom krijgt een tijger hem niet te pakken. Tijgers komen op Sumatra voor en niet op Borneo. De orangs van Sumatra komen daarom veel minder vaak op de grond dan de Borneose orangs.
Op Borneo moet een orang-oetan oppassen voor de nevelpanter. Deze kat is veel kleiner dan de tijger en kan wel boompje klimmen. De nevelpanter laat een wakkere orang met rust. Maar een orang die in zijn nest ligt, neemt de nevelpanter waarschijnlijk wel te grazen.

De orang bedreigd
Orang-oetans hebben het de laatste tijd niet makkelijk. Het grootste probleem is dat het regenwoud gekapt wordt. Omdat mensen het hout zo graag willen hebben. Maar ook omdat mensen de grond willen gebruiken voor landbouw. Zelfs als maar een deel van de bomen wordt gekapt, wordt het bos ongeschikt voor orangs. Dan kunnen ze niet meer van boom tot boom slingeren. En de kans is groot dat ze dan niet meer het hele jaar vruchten kunnen vinden.
Een groot probleem van de laatste jaren zijn de bosbranden. Om een stuk landbouwgrond te krijgen, gebruiken de mensen vuur. Vroeger was dat niet zo erg. Er brandde een klein stuk bos af en het vuur ging vanzelf weer uit. Het regenwoud is namelijk erg nat. Maar nu op veel plaatsen bomen zijn gekapt, is het bos veel droger. Daardoor lopen de branden enorm uit de hand.
Sommige mensen willen graag een orang-oetan hebben. De orang-baby’s zien er inderdaad schattig uit. Maar als huisdier zijn ze totaal ongeschikt. Zeker als ze ouder worden. In bijna alle landen is het houden van een orang-oetan verboden. Toch worden nog steeds orang-baby’s in het bos gevangen. Vaak wordt de moeder gedood. Zielig hè!
 

De orang beschermd
In Indonesië wordt steeds meer bos beschermd. Zo’n beschermd natuurgebied heet een ‘reservaat’. In reservaten mogen geen bomen gekapt worden. En er zijn bewakers die zorgen dat er geen mensen op dieren jagen. Een groot reservaat waar orang-oetans leven is Gunung-Leuser in Sumatra.
In de meeste landen is het verboden om orang-oetans te kopen en te verkopen. Dat staat in de wet. Dat is belangrijk, want alleen dan kun je iets aan de handel doen. Mensen die orangs vangen of verkopen, krijgen straf en de orang wordt afgepakt. Natuurlijk moet zo’n aap weer terug naar het bos. Maar dat is niet zo makkelijk. Zeker niet als de orang als baby uit het regenwoud is gehaald. Voor zulke orang-oetans zijn er speciale opvangplaatsen. Of beter: orang-scholen. Daar leren ze weer hoe ze in het woud kunnen overleven. Een groot opvangcentrum ligt op Borneo en wordt geleid door de Nederlander Willie Smits. De Nederlandse jeugdleden van het Wereld Natuur Fonds (de WNF-Rangers) hebben in 1997 veel geld voor dit opvangcentrum ingezameld.
Zelf orangs bekijken
Je kunt natuurlijk niet even op en neer naar Indonesië om de orang-oetan in het echt te bekijken. Maar je kunt hem wel in een dierentuin gaan bewonderen. De orang-oetan leeft in de volgende dierentuinen in Nederland:
Artis in Amsterdam, Apenheul in Apeldoorn, Burgers’ Zoo in Arnhem, Ouwehands Dierenpark in Rhenen en Diergaarde Blijdorp in Rotterdam.
Zwangerschap
Een vrouwtjes-orang is negen maanden zwanger. Net zo lang als bij mensen. Meestal krijgt ze één jong per keer. Soms krijgt ze een tweeling. Meestal krijgt het vrouwtje na vier tot zes jaar weer een kleintje. Een vrouwtje krijgt in haar leven niet meer dan vier tot vijf jongen.
 

Baby-orang
Een baby-orang heeft veel zorg nodig. Die krijgt hij van zijn moeder. Hij wordt schoongehouden, krijgt borstvoeding en wordt overal mee naartoe genomen. Vanaf het begin houdt het kleintje zich stevig vast aan de haren van zijn moeder.
Moeder en kind slapen in hetzelfde nest, boven in een boom. Dat lijkt eng, maar ze vallen er nooit uit. Orangs maken voor elke nacht een nieuw nest van takken en bladeren. Bij harde regen houden ze bladeren boven hun hoofd, als een parapluutje.
Les
Als de orang wat ouder is, krijgt hij les van zijn moeder. Dan leert hij klimmen zonder te vallen. Het moeilijkste is plantkunde. Hij leert welke planten je kunt eten en welke niet. En waar en wanneer je vruchten moet zoeken. Na ongeveer zes jaar spelen en leren kan de orang voor zichzelf zorgen.
Spelen
Iedereen kent apen als speelse beesten. Spelen is leren. Als jonge aapjes met elkaar spelen, leren ze hoe ze later met soortgenoten moeten omgaan. Ze leren wat anderen leuk vinden en wanneer je net iets te ver gaat. Jonge chimpansees zijn de hele dag met elkaar aan het stoeien. Jonge orang-oetans zijn ook leuk, maar vergeleken met andere apen toch een beetje saai. Orangs zijn nou eenmaal geen gezelligheidsdieren. Ze brengen het grootste deel van hun leven alleen door. Orang-kleuters hebben meestal geen orangs van hun leeftijd in de buurt. Als ze spelen, is dat dikwijls alleen of met hun moeder. Ze hangen vaak lief tegen hun moeder aan. Kleine orangs halen minder echte apenstreken uit dan andere aapjes.
 

Volwassen
Als een orang-oetan zes jaar is, gaat hij zijn eigen weg. De meeste tijd brengt hij alleen door. Dus niet zoals de gorilla in een familiegroep. En zeker niet als bavianen met een groep van soms meer dan honderd.
Als orang-oetans tien jaar zijn, worden ze geslachtsrijp. In de paartijd blijven een vrouwtje en een mannetje een paar dagen tot hoogstens een paar weken bij elkaar. Als het vrouwtje het zat is, klimt ze gewoon hoog de bomen in. De veel zwaardere man kan niet op die dunne takken komen. Dan gaan ze ieder weer hun eigen weg. Als een volwassen man een andere orang-man tegenkomt, krijgen ze meestal ruzie. Meestal blijft het bij alleen wat geschreeuw.
Lange haren
Waaraan kun je een orang-oetan herkennen? Aan zijn lange, roodbruine haar! Dat lange haar komt goed van pas bij het drinken. Als een orang dorst heeft, zoekt hij een regenplasje op. Kan hij er met zijn lippen niet bij, dan doopt hij zijn harige handen erin. Daarna slurpt hij het water uit zijn vacht. Orang-oetans hebben een hekel aan water. Ze zullen nooit water uit een rivier drinken. Ze kunnen niet eens zwemmen! En als het regent, kruipen ze weg onder het dikke bladerdek.
Lange armen
De armen van een orang-oetan zijn erg lang. Zeker in vergelijking met de armen van een mens. Als de orang staat, komen zijn handen bijna tot de grond! Die lange armen zijn erg handig bij het klimmen. De orang kan makkelijk bij een tak komen waar jij nooit bij zou kunnen! En als een tak toch iets te ver weg hangt? Dan slingert hij net zo lang heen en weer tot hij er wel bij kan. Lekker makkelijk!

Handen en voeten
Een orang-oetan is erg sterk. Als het moet, kan hij aan één vinger hangen. Hij gebruikt niet alleen zijn handen bij het klimmen. Ook zijn voeten komen goed van pas! Zijn grote teen werkt als een soort duim. Met die duim kan hij de takken stevig vasthouden.
De orang leeft vooral in bomen. Op de grond komt hij liever niet. Daar moet hij namelijk lopen. En daar houdt hij niet van! Bij het lopen steunt hij op zijn handen. Daarom heeft hij eelt op zijn knokkels.
Ogen
Bij de meeste apen staan de ogen vóór in het hoofd. Net als bij mensen. Bij de orang is dat ook zo. Een orang kijkt pienter uit zijn ogen. En hij kan er goed mee zien. Net zo goed als jij. Vooral in afstand schatten, is hij goed. Dat is wel zo handig bij het klimmen en slingeren.
Orangs herkennen elkaar waarschijnlijk aan het gezicht. Dat is namelijk bij elke orang anders.
Oren
Orang-oren zijn niet opvallend groot. Soms zie je ze niet eens door het lange haar. Toch horen orangs heel goed. En ze kunnen ook behoorlijk herrie maken. Vooral een boze orang-man kan hard brullen.
Neus
Orang-oetans kunnen heel goed ruiken. Waarschijnlijk beter dan jij!
 

Bolle buik
Orang-oetans zijn sterk en klimmen veel. Maar ook al bewegen ze veel, ze zijn nooit slank. Ze hebben altijd een bolle buik. Dat komt doordat ze flink veel darmen hebben. Het zijn namelijk planteneters, en die hebben veel ingewanden nodig om het eten te verteren.
Voedsel
Een enkele keer eet een orang-oetan een sprinkhaan of zo. Maar voor de rest eet hij bladeren, een beetje boomschors en vooral veel fruit.
Een orang heeft niet veel drinken nodig. Met al dat sappige fruit dat hij eet, krijgt hij genoeg vocht binnen. Als een orang een boom vol vruchten vindt, eet hij daaraan zijn buik rond. Zo’n boom vinden, valt niet mee in het regenwoud. De meeste mensen denken dat daar overal bananen hangen. De orangs weten dat dat niet zo is. Vruchten zoeken in een regenwoud is een vak. De orang gaat niet in het wilde weg zoeken. Daarvoor is het bos te groot. Hij gebruikt zijn verstand. Zo letten orangs bijvoorbeeld op neushoorn-vogels. Die houden ook van fruit. De orang ziet aan de vogel meteen of hij een lekkere volle boom gevonden heeft. Orangs hebben een erg goed geheugen. Ze weten waar de beste fruitbomen in het bos staan en wanneer daar vruchten aan zullen komen. Tegen de tijd dat het zover is, gaan ze even kijken.