Maak er een gewoonte van uw banden geregeld (bijv. eenmaal per maand) na te kijken. Controleer de bandenspanning en de slijtage van het profiel van de banden.
Bij sterke daling van de buitentemperatuur daalt ook de bandenspanning -controleer ‘s winters daarom vaker. Tijdens het rijden stijgt de bandenspanning. Het meten ervan moet dan ook worden uitgevoerd nadat de auto enkele uren heeft stilgestaan. De vereiste spanning staat in het instructieboekje van uw auto en vaak ook op een sticker op de zijkant van het portier.
Controleren van de slijtage
Achterbanden moeten gelijkmatig slijten, voorbanden iets meer aan de randen dan in het midden. Vertonen de voorbanden extra slijtage aan linkerof rechterzijde van het loopvlak, dan moeten de wielen worden uitgelijnd. Achterbanden van auto’s met voorwielaandrijving kunnen dezelfde slijtageverschijnselen vertonen als de voorwielen. Ook dan is uitlijnen noodzakelijk.
Een onregelmatig slijtagepatroon duidt op zijwaartse of dynamische onbalans, een plaatselijke sterke slijtage op voorwaartse of statische onbalans. In beide gevallen moeten de banden worden uitgebalanceerd. Onregelmatige slijtage kan ook veroorzaakt worden door gebreken aan de stuurinrichting of de schokdempers. Laat een en ander onverwijld door de garage verhelpen.
Het profiel van de band kunt u controleren door er, bijvoorbeeld, een munt in te steken. Het wettelijk minimum is 1 mm, maar voor uw veiligheid is het het beste de banden al bij 1,5 mm te vervangen. Sommige banden hebben een soort slijtageverklikkers in de vorm van dwarse groeven die verschijnen zodra de band tot ca. 1,5 mm is afgesleten. Deze plaatsen zijn langs de omtrek van de band met een driehoekje of de letters TWI (Eng. ‘threadwear indicator’ = loopvlakslijtageverklikker) aangegeven.