Baltimore

BaltimoreBaltimore, de voornaamste stad van Maryland, dankt zijn naam aan de stichter van de kolonie, Cecilius Calvert, lord Baltimore, die van de Engelse koning Karel I in 1632 het mandaat kreeg over het gebied tussen de veertigste breedtegraad in het noorden en de Potomac rivier in het zuiden.

Als goed katholiek vernoemde lord Baltimore zijn kolonie naar de Maagd Maria, en verwelkomde er behalve zijn geloofsgenoten (in Engeland een vervolgde minderheid) ook leden van andere religieuze groeperingen. Het bisdom Baltimore dateert uit 1789 en is daarmee het oudste diocees in de Verenigde Staten.
Het beste deel van Maryland strekt zich uit aan weerszijden van Chesapeake Bay, een zeer lange en brede baai met veel inhammen en talrijke eilandjes. Langs de oevers ervan werden steden gebouwd, met name langs de westoever, waar de rivieren uit de Appalachen in zee uitmonden: Grace Harbor, langs de monding van de Susquehanna; Annapolis, de in 1651 aan de oever van de Severn gestichte hoofdstad van de staat; en ten slotte Baltimore, gesticht in 1729, en gebouwd rondom de Patapsco-inham. In de 19de eeuw heeft Baltimore nog enige tijd gewedijverd met Philadelphia en New York om de positie van ontvangsthaven voor Europese immigranten en uitvalsbasis bij de verovering van het westen te verkrijgen, maar de Susquehanna is nu eenmaal veel moeilijker bevaarbaar dan de Hudson of Delaware. Bovendien ligt Baltimore te zuidelijk, te diep het land in, en in een veel te klein staatje, zodat de stad uiteindelijk met een veel bescheidener rol genoegen moest nemen. Het inwonertal bedraagt slechts 740000; het percentage zwarten is toegenomen van 19% in 1940 tot 46% in 1970 en meer dan 50% in 1980. De agglomeratie heeft in totaal, Grace Harbor en Annapolis meegerekend, meer dan 2380000 inwoners, wat neerkomt op de helft van de totale bevolking van Maryland.

Samen met New York en Philadelphia hoort Baltimore tot de drie grootste industriecentra langs de Noordatlantische kust. Het aan de Patapsco-inham gelegen Sparrows Point is een van de oudste voorbeelden van een langs de kust tot bloei gekomen metaalindustrie: de cokes wordt met treinladingen vol aangevoerd uit Virginia, terwijl het ijzererts eerst uit Newfoundland werd geïmporteerd, toen uit Labrador en nu uit Brazilië. Langs de kaden verdringen zich de metaalverwerkende industrieën, zoals scheepswerven en autoof vliegtuigfabrieken, maar er staan ook de nodige olieraffinaderijen, petrochemische fabrieken en conservenfabrieken.
Baltimore is een stad met weinig charme. De arbeidetswijken bestaan uit lange rijen eendere woningen, opgetrokken uit rode baksteen, en met wit geschilderde trappen en raamkozijnen. Het oude havenkwartier, thans voetgangersgebied, is niettemin smaakvol gerestaureerd. De John Hopkins universjteit staat bekend als een van de beste in de Verenigde Staten.
Annapolis (33000 inwoners), een vriendelijk stadje zonder industrie, leeft van de visvangst, het besturen van de staat Maryland (de stad bezit het oudste Capitool van de Verenigde Staten) en vooral van de aanwezigheid van de Amerikaanse Hogere Zeevaartschool.
Het presidentiële buitenverblijf Camp David ligt ongeveer honderd kilometer ten westen van Baltimore, midden in de Appalachen.