Flessetuin

Met een beetje handigheid bent u in staat een boeiend plantenwereldje in een grote fles, bijvoorbeeld een mandfles, te creëren.

Met behulp van een papieren trechter brengt u door de hals van de fles een ca. 5 cm dikke bodemlaag van goede potgrond aan. Deze grond moet volkomen droog zijn, omdat hij anders aan de wanden blijft kleven. Vervolgens poot u kleine plantjes (zoals kaaps viooltje, peperomia, cryptanthus, zebrina) met behulp van een lange houten prikker of met een aan stokjes gebonden vork en lepel. Stamp de aarde aan met een houten klosje aan een stokje. Geef de planten water en sluit de fles met een kurk. Meestal is daarna een of twee keer per jaar water geven voldoende.

De flessetuin zet u op een lichte plaa~, maar niet in rechtstreeks zonlicht, omdat dan de temperatuur veel te hoog kan oplopen. Doordat u de fles heeft afgesloten, is een gesloten milieu on~taan dat zichzelf van water voorziet: vocht uit de planten condenseert tegen de wanden en keert vervolgens terug naar de wortels.