Dit van oorsprong Schotse balspel, staat steeds meer in de bèlangstelling. Bij golf gaat het erom een bal met zo weinig mogelijk slagen in een serie holes te slaan.Golf wordt gespeeld op een terrein, de course, van zo’n 40 à 50 ha met natuurlijke hindernissen. Het terrein is verdeeld in 18 speelbanen, de holes, die verschillend zijn van vorm en lengte.
Aan het begin van elke baan is een afslagplaats, de teeing ground, dan komt de baan zelf, de fairway, die overgaat in een vlak gazon, de green, met daarin het putje, de hole, waarin de bal terecht moet komen. De bal wordt geslagen met stokken, de clubs. Voor elke soort slag heeft de ervaren golfspeler een aparte club: voor het afslaan, voor het ‘putten’, verschillende voor het slaan uit bijvoorbeeld een bunker (zanderige kuil) of een rough (hogere begroeiing op of langs de baan). Een speler mag een keuze maken uit maximaal 14 clubs.
Bij belangrijke wedstrijden hebben de spelers vaak een caddy bij zich; hij draagt de tas met de clubs en mag adviezen geven.
Een golfbal, gemaakt van rubber en voorzien van een wit gelakt oppervlak, heeft een doorsnede van 41 mm en mag hoogstens 46 g wegen. De doorsnee van de hole is 10,8 cm. Elke hole is gemarkeerd met een vlag, die verwijderd wordt wanneer de speler zijn bal op de green heeft geslagen en gaat ‘putten’.
Om het mogelijk te maken spelers van verschillende sterkte tegen elkaar te laten uitkomen, maakt men bij golf gebruik van zogenaamde handicaps: een aantal slagen dat een sterke speler aan een minder goede moet voorgeven, om zodoende het krachtsverschil te nivelleren. Het aantal handicaps voor mannen is maximaal 24 slagen, voor vrouwen maximaal 36 slagen.
