Hoe maakt men papier van bomen?

De aan het Chinese keizerlijk hof verbonden ambtenaar Ts’ai Lun ontdekte rond 105 n.c. hoe papier kan worden gemaakt. Tot die tijd werden de meeste documenten opgesteld op perkament van schapeof geitehuiden, of op velijn van kalfshuiden. De oude Egyptenaren gebruikten het uit geplet riet vervaardigde papyrus, maar dat was geen echt papier. Voor echt papier worden vezels tot een brij geklopt en daarna geperst.

Hoewel perkament en velijn bruikbaar en duurzaam zijn, zouden ze nooit hebben kunnen voldoen aan de groeiende vraag naar materiaal waarop de moderne mens de eindeloze stroom informatie kan vastleggen. Voor een boek van 200 bladzijden zijn naar schatting 12 schapehuiden nodig.

Ts’ai Lun vervaardigde zijn papier van moerbeivezels, visnetten, lompen en hennepafval. Papier kan uit bijna elk vezelig materiaal worden vervaardigd. Dit materiaal wordt in water tot moes geklopt, dan gebleekt, met een vulstof gedicht om te voorkomen dat het te veel inkt opneemt, en daarna in vellen geperst.

Tot 1850 vormden linnen en katoenen lompen de voornaamste grondstoffen, waarvan prima papier kon worden gemaakt. De vraag nam echter zo sterk toe dat er een nieuwe grondstof nodig was. Houtpulp -meestal van zacht hout, bijvoorbeeld van coniferen -voorzag in deze behoefte.

Hout bestaat uit cellulose, een organisch materiaal dat sterke, ongeveer 2,5 mm dikke vezels vormt. Na het vellen worden de bomen versnipperd en in enorme digereerovens gegooid, waar de snippers met chemicaliën (meestal natriumsulfaat) worden gemengd en onder hoge druk worden blootgesteld aan een hoge temperatuur, waardoor de vezels uiteen worden geslagen en zich pulp vormt.

Ongerechtigheden zoals hars en pek worden verwijderd en de pulp wordt gebleekt en met chemicaliën gemengd, opdat het papier de juiste kleur krijgt of wit wordt. Het mengsel stroomt daarna uit een grote tank door een smalle spleet naar een bewegend zeefdoek, waar het water wel, maar het merendeel van de vezels niet doorheen kan. De aldus ontstane laag wordt met walsen vlakgeperst en over warme cilinders geleid om te drogen.