Kaartspelletjes

Hoewel er met een zekere regelmaat allerlei oude en nieuwe gezelschapsspelen op de markt verschijnen, zijn kaartspelletjes altijd populair gebleven. Dat is eigenlijk geen wonder, met slechts één spel kaarten kunt u al een groot aantal zeer verschillende spelletjes spelen, van gemakkelijk tot behoorlijk ingewikkeld, van korte, vlugge spelletjes tot langdurige. Er zijn kaartspelletjes voor oud en jong en het aantal deelnemers speelt geen rol. Omdat er zo veel verschillende soorten kaartspelen zijn, is het handig ze in groepen in te delen.

In de eerste plaats de gewone kaartspelen. Hieronder vallen onder andere bridge, écarté, skat, whist en boston. Vooral een spel als bridge vergt veel oefening en geduld om het goed te leren spelen.

De gokspelen hebben misschien niet zo’n goede naam, maar tot deze groep behoren leuke kaartspelletjes met veel variaties. Bij poker, baccarat en trente-et-quarante denkt u misschien aan gokhuizen, maar eenentwintigen, toepen en zwikken zijn zeer onschuldig.

De jasspelen zijn genoemd naar de jas (de troefboer), die de belangrijkste en hoogste kaart in het spel is. Voorbeelden zijn klaverjassen, pandoeren, kruisjassen, rikken.

Jokerspelletjes verschillen van de andere kaartspelen door het feit dat er naast de normale kaarten gebruik gemaakt wordt van één of meer jokers. Bij ons is het aloude jokeren het bekendst uit deze groep kaartspelletjes. Verder kennen we nog canasta, rummy, samba.

De spelletjes voor in huiselijke kring zijn vooral ook geschikt om met kinderen te spelen. Denkt u maar aan eenendertigen, hartenjagen, loterijen, liegen, geheugenspel, miezenmauzen, pesten, zwartepieten.

Patience
Het aardige van patience is dat het eenpersoonskaartspelletjes zijn, voorkomend in diverse vormen. Een leuk voorbeeld is ‘zeven rijen ‘: u schudt één spel van 52 kaarten goed, en legt 7 gedekte kaarten naast elkaar. Dan dakpansgewijs van links af daarop 6 kaarten. Daarna 5, 4, 3, 2 en tot slot links onderaan 1 kaart. Er liggen nu 28 kaarten op tafel. U draait nu steeds de onderste van ieder rijtje open (dat zijn er dus 7).

Alvorens u nu begint de kaarten in de hand een voor een open te draaien, kijkt u eerst of er bij de open kaarten op tafel aangepast kan worden. Dit aanpassen gaat van hogere naar lagere kaarten, en de kleuren (zwart en rood) wisselen. Ligt er bijvoorbeeld een klaveren boer open, dan mag u daarop een harten of ruiten 10 leggen; en daarop weer een klaveren of schoppen 9. U moet eerst alle mogelijke handelingen op tafel uitvoeren voordat u de kaarten in de hand mag gaan open leggen. Een vrijkomende gedekte kaart mag gedraaid worden.

Een aas wordt boven de rijen open op tafel gelegd. Hierop gaat u oplopende stapeltjes bouwen, dus eerst op bijvoorbeeld de ruiten aas, de ruiten 2, dan de ruiten 3, enzovoort.

Men mag gedurende het gehele spel van 7 rijen gebruik maken. Dat betekent dat wanneer van zo’n rij alle kaarten gedraaid zijn en naar andere rijen verdwenen zijn, de opengevallen plek gebruikt kan worden voor een reeks die dan moet beginnen met de hoogste kaart (een heer).

De bedoeling is dat alle kaarten op tafel open gekeerd worden en dat u alle kaarten in de hand op tafel kunt leggen. Als laatste vult u dan de 4 oplopende stapeltjes op de azen op.

Patience-variaties
Er bestaan veel variaties in patiencespelen. Het wordt bijvoorbeeld dikwijls gespeeld met twee spellen (104) kaarten. Men begint het spel dan met 10 rijen kaarten in plaats van met 7.

Een andere variant is die waarbij steeds drie kaarten tegelijk gekeerd moeten worden. Als de derde kaart daarvan op tafel aangelegd kan worden, mag men proberen ook de tweede en vervolgens de eerste kaart weg te leggen. Het is soms ook aardig een eigen variatie te bedenken.