De kerstster dankt zijn naam aan het feit dat hij vaak met Kerstmis bloeiend wordt verkocht. Tegenwoordig kunt u hem echter vrijwel het gehele jaar door krijgen. De fraaigekleurde roze, rode of roomwitte ‘bloemen’ zijn in feite schutbladeren. Deze omringen de onooglijke, knopachtige, geelgroene echte bloempjes.
Zet de kerstster bij gewone kamertemperatuur op een lichte standplaats. Pas op voor tocht. In de herfst en winter verdraagt de plant ook zon. De potgrond mag nooit helemaal uitdrogen, dan vallen de bladeren af.
Nadat de schutbladeren zijn afgevallen behoeft u de plant niet weg te gooien, want hij kan volgende kerst weer bloeien. Hiertoe snoeit u de stengels tot op 3-5 cm terug en laat u de potkluit bijna helemaal uitdrogen. Tot april zet u hem weg op een koele, lichte plaats. Daarna begint u hem weer te begieten. Als de plant opnieuw uitloopt, geeft u hem nieuwe aarde. U verzorgt hem dan weer net als toen hij bloeide, behalve dat u hem tot half september maandelijks ook wat plantevoeding geeft. Om hem in bloei te krijgen, moet u de kerstster vanaf dat moment 14 uur per etmaal in volslagen duister zetten. Na ca. acht weken bloeit hij, zij het meestal met langere stengels dan de met groeiremmende chemicaliën behandelde exemplaren van de beroepskweker.
Vermeerdering gebeurt door het nemen van 7-8 cm lange topstekken van jonge zijscheuten.