Minniapolis Saint Paul

Het is werkelijk exceptioneel in de Verenigde Staten dat twee steden in dezelfde staat, en in dezelfde tijd gesticht, erin slagen zich naast elkaar te ontwikkelen, aan weerszijden van een rivier, en dat ze daarbij dergelijke afmetingen bereiken zonder iets van elkaars nabijheid te lijden te hebben.
Dit is het geval met Minneapolis (390.000 inwoners) (en Saint Paul (287.000 inwoners), de ‘Twin Cities’ van de staat Minnesota. Minneapolis is gebouwd langs beide oevers van de Mississippi, Saint Paul alleen langs de linker oever, dicht bij het ontmoetingspunt met de Minnesota.
Hoewel het feit dat er twee rivieren op dit punt samenstromen het ontstaan van beide steden in de hand heeft gewerkt, was het toch veeleer de aanwezigheid van de Saint Anthony’s Falls die bij de keuze van deze plaats de doorslag gaf: Minneapolis zag er vooral een energiebron in, terwijl de waterval voor Saint Paul meer het punt vertegenwoordigde waar de bevaarbaarheid van de rivier ophield.


Een Franse missionaris, pater Louis Hennepin, ontdekte en benoemde de in Siouxgebied gelegen waterval in 1680. Niettemin blijft de streek tot aan de Engels-Amerikaanse oorlog van 1812 Engels.
Het eerst fort wordt pas in 1820 gebouwd, ter bescherming van de ‘trappers’, die hier beverhuiden komen kopen van de Indianen.
De eerste kolonisten vestigen zich tegen 1840 langs de rivier, niet ver van de waterval, rondom een houten, aan de H. Paulus gewijd kapelletje, en geven de nederzetting de naam van de patroonheilige. Het dorp heeft 850 inwoners in 1849 en wordt daarmee de hoofdplaats van het grondgebied Minnesota, dat pas in 1858 een staat wordt, met als hoofdplaats nog steeds Saint Paul.
Verder stroomopwaarts worden de respectievelijk in 1849 en 1872 gestichte nederzettingen Saint Anthony en Minneapolis na verloop van de tijd tot één gemeente samengesmolten, waarbij alleen de naam Minneapolis gehandhaafd blijft (minnea betekent in de Siouxtaal ‘de wateren’).
Nadat Saint Paul in 1862 aansluiting krijgt op het spoorwegnet, maken de tweelingsteden een sterke groei door, dankzij de toestroom van Ierse, Noorse, Zweedse en Duitse immigranten. Beide steden behouden lange tijd een eigen identiteit. Minneapolis is daarbij vooral een verzamelplaats van bont en hout dat drijvend over de rivier wordt aangevoerd; de houtzagerijen draaien op de energie van de waterval. Wanneer echter de zone waar men winterkoren verbouwt zich uitbreidt over Minnesota en de beide Dakota’s, wordt de stad een groot centrum voor de graanhandel en meelfabricage. Saint Paul (als hoofdstad van de staat, tevens residentie van de katholieke aartsbisschop) concentreert zich vooral op bestuurlijke taken en blijft tevens het eindstation voor de binnenscheepvaart.
De laatste jaren zijn deze onderlinge contrasten bezig te vervagen. De voornamelijk tertiaire economie van Saint Paul vindt meer en meer zijn evenbeeld in Minneapolis, waar de universiteit van Minnesota gevestigd is. Met de voorsteden meegerekend vormt de tweelingstad een agglomeratie van meer dan 2 miljoen inwoners. Er zijn talrijke industrieën gevestigd (de grootste meelfabrikanten ter wereld hebben hier hun hoofdkantoor) en in de rivierhaven van Saint Paul worden jaarlijks 2 miljoen ton goederen overgeslagen.