Moestuin – Het zelf kweken van groenten

Een moestuin moet een lichte, luchtige standplaats met volop zon hebben, zonder schaduw van bomen of schuren. Omdat geregeld moet worden gesproeid, is de nabijheid van een kraan onmisbaar. Eén verhard pad door het midden is voldoende; de zijpaden kunnen door aantrappen van de grond worden aangelegd; bij een andere indeling kunnen ze dan weer ongedaan worden gemaakt.

De koude bak voor het voortrekken van plantjes en het verlengen van het tuinseizoen zet u aan de oostzijde, met de hellende glasramen op het zuiden of westen. De composthoop kan het beste in de schaduw liggen. In verband met de wind moet de moestuin in ieder geval aan de westkant van een lage schutting of haag (50 cm is voldoende) worden voorzien.

Een gezin van vier personen kan het gehele jaar rond eten van een moestuin van ca. 300 m2. Met 60 m2 komt u echter ook al een heel eind -u kunt dan afzien van groenten die veel ruimte vergen of er maar weinig van aanplanten (bepaalde koolsoorten, aardappelen). Een goede grond verhoogt de opbrengst, terwijl u door een juiste planning ook een optimaal gebruik van de ruimte kunt maken. Zo kunt u in maart al voorjaarsuitjes zaaien op de plaats waar in juli de winterkool komt.

Vruchtwisseling
Een moestuin geeft de beste resultaten als vruchtwisseling wordt toegepast. Hiertoe verdeelt u de moestuin in drie stukken. Op het eerste zet u bladgroenten en peulvruchten, op het tweede wortelen knolgewassen en op het derde koolsoorten. Het eerste deel wordt van tevoren bemest met goed verteerde compost of stalmest, het tweede met kunstmest en het derde met kunstmest en kalk.
Jaarlijks schuift u de teelt in deze volgorde één stuk op. Artisjokken, asperges en rabarber blijven altijd op hetzelfde bed, terwijl uien op elke plek kunnen worden geteeld.