Naaigaren – Materiaal en toepassingen

Het garen waarmee genaaid wordt, moet passen bij de vezelstructuur en de zwaarte van de stof. Het beste is als garen en stof van hetzelfde materiaal zijn. Garens zijn voorzien van een nummer: hoe hoger het nummer des te fijner het garen; nr 50 is een gemiddelde dikte. Kies het garen één tint donkerder dan de stof en gebruik voor een bedrukte of geruite stof garen in de overheersende kleur.

De belangrijkste soorten zijn:
Estisch garen (rubber, omwonden met nylon/katoen). Een dik, zeer rekbaar garen, gebruikt voor rimpelen met de machine.
Katoenen handgaren. Getwijnde, stevige, maar stugge draad. Verkrijgbaar in wit en zwart, in dikten 8 en 10 op klossen van 150 yards. Gebruikt voor huishoudgoed.

Gemerceriseerd katoenen handgaren en glanzender dan gewoon katoen. Gemiddelde dikte (nr. 50) ook geschikt voor de machine. Verkrijgbaar op spoelen van 500 m in een groot aantal kleuren.

IJzergaren (katoen, linnen, synthetisch). Sterk, vrij dik garen (nr. 16). Meestal geglansd, zodat het gemakkelijk door zware stof glijdt.
Knoopsgatenzijde (zijde, rayon). Licht glanzende, grove draad voor het maken van geborduurde knoopsgaten en sierstiksels en het aanzetten van knopen. Groot aantal kleuren op klosjes en spoeltjes.

Maasgaren (wol, synthetisch). Dik garen voor het herstellen van gebreide stof. Verkrijgbaar in een groot aantal kleuren in strengetjes en op kaartjes.
Machinegaren (katoen). Verkrijgbaar op klosjes en spoelen in dikten van nr. 40 (grof garen voor het naaien van zware stoffen, zoals jeans en canvas) tot nr. 60 (extra fijn voor het naaien van fijne batist, lingeriekatoen en dergelijke). Verkrijgbaar in vele kleuren.

Rijggaren (katoen). Een licht getwijnde draad, gebruikt voor het rijgen met de hand. Door de lichte draaiing kan de draad gemakkelijk worden afgebroken om uit het naaiwerk te worden getrokken.