Naaimachines – Een naald inzetten, de spanning regelen

Lees de gebruiksaanwijzing van de machine goed; volg de instructies op. Vraag de leverancier of fabrikant om een nieuw exemplaar als de gebruiksaanwijzing zoek is. Vermeld hierbij het typenununer. Niet bij elke machine worden de draden op dezelfde manier gespannen, al is de globale volgorde gelijk:

Zet voor de bovendraad de draadhefboom in de hoogste stand. Leid de draad dan via de geleiders langs de spanningsregelaar en door de resterende geleiders naar het oog van de naald. Aan welke kant de draad door de naald moet, blijkt uit de dichtstbijzijnde geleider; als deze aan de linkerkant fit moet de draad van links naar rechts door het oog. De naald moet recht zijn, schoon en onbeschadigd; vervang hem anders. Duw de nieuwe naald zo hoog mogelijk in de machine, met de bolle kant naar de draadgeleider. Schroef hem dan vast.

Voor de onderdraad is uiteraard een gevuld spoeltje nodig. Doe de spoel met de draad aan de buitenkant in de s~lhuls en trek de draad door de gleuf van de huls. Dan komt hij door de opening in de hulswand naar buiten. Zet de spoelhuls met het lipje in de machine vast.

Ga met een proeflapje na of de spanning juist is voor de te naaien stof. Als die goed is, zijn de afzonderlijke steekjes nauwelijks te onderscheiden, behalve bij heel dunne stof. Verhoog de spanning als de steken aan de onderkant lussen; zet de spanningknop op een hoger cijfer. Verlaag de spanning van de onderdraad indien bij maximale bovenspanning de draden toch nog lussen. Draai de schroef in de spoelhuls tegen de klok in. De bovenspanning is te groot als de draden bovenop de stof lussen; zet de spanningsregelaar op een lager cijfer.