Als je je min of meer in het buitenland wilt voelen, moetje naar Limburg gaan. Niet naar Venlo of Roermond maar naar het echte diepe zuiden van de provincie. Als je met de auto bent, vermijd dan de snelweg naar Maastricht maar pak de secundaire wegen langs de Maas. Je komt in zulke leuke oude dorpjes terecht dat je er best een dag wilt blijven. Het grote voordeel van die kleine gemeentes is, datje snel aan de weet kunt komen of je er voor een of twee nachten terecht kunt. De kruidenier, caféeigenaar en plaatselijke politieagent zijn mensen die wel weten of er ergens nog een kamertje vrij is. Stop in ieder geval in het witte stadje Thorn dat één groot vroeg-middeleeuws monument is. Als de zon schijnt lijkt heel Thorn wel een ijstaart met gii!ters. Een paar kleine genoeglijke dorpjes, waar niets op de monumentenlijst staat maar die wel een ontspannen Limburgs sfeertje uitademen zijn: Wessem, Ohé en Laak, Elsloo en Stevensweert. Het bier in die kleine dorpjes wil wel eens onder randstedelijke tapkwaliteit liggen. Dat komt omdat ze alleen tijdens het weekend bieromzet van betekenis hebben. Door de week zijn sommige cafés zelfs gesloten. Vooral als ze als clublokaal voor een kaartof biljartvereniging dienen.
maastricht
Maastricht is dé stad die na Amsterdam het gezelligste is. Veel restaurants, bars, cafés, dancings en snackbars. Binnenstad vol mooie oude gebouwen. Een sfeer die is samengesteld uit gelijke delen Limburg, België, Duitsland met, ter garnering, een vleugje Frankrijk toe. Vaals, en daarmee o.ok België en Duitsland, ligt binnen handbereik. Alsje even de Duitse grens over wilt steken moetje wel je paspoort bij je hebben. De Belgen zal dat een zorg zijn.
in het centrum
In tegenstelling tot Amsterdam, dat zo’n drie uitgaanscentra die tamelij k ver van elkaar afliggen kent, heeft Maastricht een gemakkelijk herkenbare en overzichtelijke uitgaanswijk: het Vrijthof en omgeving. Het uiterlijk van het plein is wel aangetast door de bouw van een ondergrondse parkeergarage maar de restaurants met hun grote terrassen en de hotels er omheen houden de sfeer levend. Voordat we naar het Bonnefantenmuseum, de grotten onder de St. Pietersbergen naar de kazematten gaan, gaan we eerst kijken waar het goed eten en drinken is. Restaurant Chäteau Neercanne, in Neercanne even buiten Maastricht, slaan we over. Niet omdat het niet goed zou zijn. Integendeel. Eigenlijk te goed. Als een ander de r~kening wil betalen, moet je er zeker heen gaan. Betaalbaarder en zeer Maastrichts zijn ‘t Knijpke en Bistro ‘t Plenske. Een vermaard restaurant is ‘Au Coin des Bons Enfants’ op de Ezelmarkt. Rond het Vrijthof wemelt het ook van de restaurants: Brittannique, Continental, Momus (ken ik en is goed) en Du Casque. In aid Hickery, Neufet le Commerce, Stijns, Dela Station, Taverne Jean en Wijker
onze hoogste berg
Een dagje Vaals mag natuurlijk niet ontbreken. Al was het maar omje bij de drie grenspalen te laten fotograferen. Vaals is er danig trots op dat het ‘Nederlands hoogste berg’ bezit. Nu is 332 meter geen hoogte om op te pochen. Het zogenaamde Franzosengrab in het Raerenerbos, nogeen overblijfsel uit de Keltische tijd, is een bezienswaardigheid met meer diepgang. De dorpjes rond Vaals zijn eigenlijk aantrekkelijker dan het hogal toeristische Vaals zelf. Ga maar eens in Raeren, Holset, Cottessen en Mamelis kijken.