Enkele delen van de wereld zijn met grote wouden bedekt. De warme en vochtige bossen bij de evenaar herbergen planten en dieren die verschillen van die uit koelere streken. Een van deze soorten is net kegeldragende bos. Een andere is het loofwoud.
Kegeldragende wouden
De kegeldragende wouden bevinden zich in de koudere delen van de wereld. Ze strekken zich uit over het noorden van Canada en Rusland. In andere landen groeien ze op bergen, zoals Chili en Zwitserland. De naam ‘kegeldragend’ betekent, dat de bomen kegels hebben. Dennebomen, pijnbomen en sparren zijn alle kegeldragende bomen. Ze kunnen in de kou leven en hebben niet veel water nodig. Hun korte takken kunnen naar beneden hellen zodat ze niet afbreken onder een dikke laag sneeuw.
De loofwouden
De loofbomen, zoals de eik en de iep, hebben brede bladeren en wijdvertakkende wortels. In de winter laten ze hun bladeren vallen. Plaatsen, waar loofbomen groeien, zijn warmer en vochtiger dan daar, waar kegeldragende bomen staan. Veel soorten dieren leven in loofwouden. Ze maken hun woning in de bomen en in het struikgewas. Insecten voeden zich met de bladeren en de zaden.
Sommige vogels en kleine dieren voeden zich met insecten. Loofwouden bedekten vroegef grote delen van Zuidoost Australia, Europa en het Noordoosten van de Verenigde Staten. Nu worden in gebieden, waar eens bossen stonden, voor duizenden mensen gewassen geteeld.