Bij tafeltennis moet een hol balletje (dat een doorsnede heeft van ongeveer 3,75 cm en zo’n 2,5 g weegt) met behulp van een met rubber bekleed slagplankje (het batje) een net (hoogte 15,25 cm) geslagen worden, dat over het midden van een tafel is gespannen. Zo’n tafeltennistafel is 76 cm hoog, heeft een groen, houten blad van 152,5 X 274 cm en heeft in de lengterichting een middellijn.
Het spel wordt begonnen met de opslag (de service), het balletje met de hand wordt opgeworpen en op de eigen speelhelft wordt geslagen. Dan moet de bal op de helft van de tegenstander stuiten, waarna deze hem kan terugslaan. De bal moet altijd eerst een keer op de eigen helft stuiten, voordat hij mag worden geretourneerd. Tijdens een slagenwisseling mag de bal het net raken, bij een service echter niet.
Een wedstrijd wordt gespeeld om ‘the best of 3 games’ of om ‘the best of 5 games’. Voor het winnen van een game moeten 21 punten worden gescoord; het verschil met de tegenstander moet evenwel minimaal 2 punten bedragen. Een punt wordt behaald wanneer de tegenstander verkeerd serveert of de bal foutief of helemaal niet retourneert.