Een ambtenaar is iemand die voor de staat werkt. Ambtenaren hebben speciale rechten en plichten. Het woord komt van “Amt”, een belangrijke taak voor de staat. Niet iedereen die voor de staat werkt, is echter een ambtenaar.
Eerder wilden heersers hun belangrijkste helpers vertrouwen. Zulke helpers werden hun hele leven goed verzorgd. Dus de helpers hoefden zich geen zorgen te maken over honger of arm zijn. Hiervoor eisten de heersers goed en betrouwbaar werk.
Sinds ongeveer 1800 zijn er ambtenaren in de zin dat we ze vandaag kennen. Een ambtenaar is niet verplicht aan het hoofd van de regering, maar aan de staat. Hij moet goed en nauwkeurig werken, ten voordele van alle mensen in het land. Bovendien mag hij niemand begunstigen, want dit is zijn vriend of hij krijgt geld van hem. Ambtenaren mogen niet staken als ze het niet eens zijn met hun werk.
Ambtenaren zijn ambtenaren, zij zijn ambtenaren. De staat kan ze niet zo gemakkelijk ontslaan, tenzij ze iets slechts hebben gedaan. Als een ambtenaar te oud is om te werken, zal de staat nog steeds voor hem zorgen. Het geld op oudere leeftijd wordt geen pensioen genoemd , maar pensioen.
Veel mensen werken in de openbare dienst, dat wil zeggen voor de staat of een gemeente. Meestal zijn het slechts werknemers, net als een bedrijf. Ambtenaren zijn daarentegen meestal leraren, politieagenten of rechters.