Een gletsjer kan worden vergeleken met een rivier. Er stroomt alleen geen water in maar ijs. Deze bewegende ijsmassa’s ontstaan doordat er in de winter meer sneeuw valt dan er in de zomer smelt. In de sneeuwlagen wordt de sneeuw geleidelijk ijs. Als de ijslagen heel erg dik worden, zo’n 60 meter, gaan ze door hun gewicht naar beneden schuiven. Een grote gletsjer schuift per dag maar 1 à 2 meter naar beneden. Bij een kleine gletsjer gaat het nog veel langzamer. De gletsjers breken door dit glijdende ?ewegen langzaam af. Het puin dat ze achterlaten, IS een morene.