Wat zijn chromosomen?

Chromosomen zijn kleine stukjes eiwit in de kern van elke cel in het lichaam, waarin in een bepaalde code alle erfelijke eigenschappen liggen opgeslagen.
Elk nieuw leven begint met het samensmelten van een eicel en een zaadcel. In die ene nieuw ontstane cel liggen in een bepaalde codevorm alle gegevens vast over hoe dit nieuwe leven er later uit zal zien. Op het moment van de samensmelting ligt alles al helemaal vast: de kleur van de ogen, de vorm van de neus en oren, de kleur van het haar, de bloedgroep, het geslacht enzovoort. Alle gegevens over de uitgroei tot een compleet lichaam met alle benodigde organen liggen dus al vast in die allereerste cel. Die gegevens liggen opgeslagen in de vorm van chromosomen. Die kun je je voorstellen als een kralensnoer. Elk kraaltje stelt één bepaalde eigenschap voor en heet in medische taal gen. Daar komt ook het woord genetica (leer van de erfelijkheid) vandaan. Alle erfelijke eigenschappen (genen) liggen in een bepaalde volgorde op het kralensnoer (chromosoom) en die volgorde is bij ieder mens gelijk.
Er zijn ongeveer vijftigduizend erfelijke eigenschappen in de cel opgeslagen, verdeeld over 23 chromosomen. En omdat tijdens de bevruchting zowel van de man als de vrouw 23 chromosomen bijeenkomen, heeft iedereen 46 chromosomen. Die zitten twee aan twee bij elkaar, in de vorm van 23 paren.
Elk chromosoom is onder de microscoop na een speciale kleuring aan zijn vorm te herkennen. Op grond van hun vorm heeft elk dan ook een apart nummer gekregen van 1 tot en met 23.

Geef een reactie