Werkstuk over Mieren

Mieren zijn insecten die in staten samenleven. Als alleseters eten ze ook andere insecten en spinnen. Er zijn wereldwijd meer dan 10.000 soorten, waarvan 200 in Europa. De bekendste mierensoort is de rode bosmier. Ze is een halve tot een centimeter lang.

Zoals alle insecten hebben mieren zes poten, een harde schaal en een driedelig lichaam van hoofd, borst en buik. Mieren kunnen verschillende kleuren hebben : roodbruin, zwart of zelfs geelachtig. De twee “gebogen” voelers op het hoofd worden ook antennes genoemd. Zo oriënteren ze zich, omdat ze de antennes kunnen aanraken, ruiken en proeven.

Hoe is een mierenstaat georganiseerd?

Een mierenstaat omvat een paar honderd mieren, of zelfs miljoenen. Bijna alle mieren in een staat zijn vrouwtjes: werkers en koninginnen. De mannetjes worden slechts kort in het voorjaar gezien. Na verloop van tijd bevruchten ze de vrouwtjes. Daarna sterven ze weer.

Werknemers zorgen voor de nakomelingen voor voedsel, en ze bouwen het mierennest. Je zult niet meer dan twee of drie jaar oud zijn. Koninginnen zijn vaak langer dan de andere mieren en kunnen tot 25 jaar oud worden. Alleen leggen ze de eieren. Uit deze eieren ontwikkelen dan de nieuwe mieren. Als een koningin wordt geboren, wordt ze de jonge koningin genoemd. Ze beginnen een nieuwe mierenstaat of blijven in hun staat als er meerdere koninginnen zijn.

Staten met een koningin worden alleen zo oud als de koningin zelf, omdat er na haar dood geen eieren worden gelegd. Met verschillende koninginnen kunnen mierenkolonies aanzienlijk ouder worden: ongeveer 50 tot 80 jaar.